Otto van der Wel (een van de drie) vertelt over het fluitincident.

Mevrouw Lies Kap-Favié was goed bevriend met Otto van der Wel. Op haar verzoek schreef Otto Hermanus van der Wel (geboren op 20 juli 1919 in Hoek van Holland en overleden op 4 juli 2008 in Maassluis), kort voor zijn overlijden zijn versie van het verhaal op over het fluitincident op 13 mei 1941. Hoe een onschuldig vingerfluitje, grote gevolgen kreeg voor Maassluis en zeker voor de betrokkenen.

Otto H. van der Wel (1919-2008)

Otto van der Wel schreef deze tekst uit ergernis, omdat andere schrijvers maar wat schreven over wat zij gehoord hadden. Zonder contact op te nemen met de overlevenden van dit verhaal. Ik publiceer het verhaal nagenoeg in zijn authentieke tekstvorm, zonder al te veel redactie. Wel heb ik om het een en het ander duidelijker te maken wat extra uitleg geplaatst.

Dinsdag 13 mei 1941
De haven van Maassluis lag in die dagen vol met boten van de Kriegsmarine. De Duitsers hadden vanwege het tij de grootste moeite de haven binnen te varen zodat menige boot tegen de kade kwam, onder groot gelach van de vele Maassluizers die op ’t Hoofd stonden, tot grote ergernis van de Duitsers. Nu zijn bij de Kriegsmarine de regels dat er ’s avonds om 20.00 uur op een fluitje wordt gefloten, vlaggen omlaag en allen in de houding. Nu waren er drie jongens o.a. Johan van Veen, Jan Morin, Otto van der Wel waarvan een van hen het fluitje van de Kriegsmarine precies op zijn vingers kon nabootsen. Nu liep bij hen al enige tijd het geintje te fluiten voor 20.00.uur.

Die 13 mei we kwamen met zijn drieën van het voetbalveld van V.D.L. af, dat lag toen waar nu Key en Kramer (tegenwoordig woonwijk De Kade) is. Op de haven aangekomen, het was even voor 20.00 uur fluit hij (Johan van Veen) op zijn vingers. Het geluid werd gelijk op alle boten overgenomen vlaggen omlaag en allen in de houding en wij lachen.
Maar op hetzelfde moment werden wij omsingeld het leek wel of zij erop hadden gewacht. Maar het ergste kwam nog meer jongens ook van het voetbalveld o.a. Cor Vink, Toon Vink, Jan Boender, Arnold Boender ook zij werden er bij gezet Cor Boutkan kwam net het huis uit lopen en er ook bij. Maar nog erger was het als daarvoor op de haven liepen daar toevallig een stel jongens ook zij werden zonder meer bij ons gezet. Het waren Piet van der Zee, Gerrit Bakhuizen, Jan Roth, Jo Jordaan, Arend Boer. Zo stonden wij dan met dertien man omsingeld door matrozen, na tijd daar gestaan te hebben werden we door de Grüne Polizei opgehaald en over gebracht naar de Dr. Kuyperkade 28 naar het voormalig huis van tandarts van Dulken waar de Grüne verbleven
Daar hebben met zijn allen in een klein kamertje gestaan met een dronken Grüne in de midden dan was het weer armen hoog dan weer knie buigen zo ging dat maar door. Het was 01.30 uur toen we allen naar buiten, omringd door Grünen en zo, moesten en lopen naar de Wip. Boven op de dijk stond een wagen klaar en zo gingen we richting Hoek van Holland, daar werden bij het Fort ingesloten. In de loop van de volgende dag werden we overgebracht naar Rotterdam het Haagse Veer. Daar werden we ingesloten op de vreemdeling afdeling, daar zaten nog meerdere gevangenen zoals Heinz Polzer (Drs. P.), van Limburg Stirum en later Piet van Stralen.

De volgende dag werd ondergetekende, het was laat in de middag opgehaald door twee SS‘ers en meegenomen naar het Westplein, het gebouw van de Gestapo. Bij het binnenkomen zag ik daar op een tafel een stapel aanplakbiljetten liggen waar opstond wat ons stond te wachten. Namelijk de raddraaiers zullen naar een Duits concentratiekamp worden overgebracht. Later hoorde ik, dat heel Maassluis volhing met deze biljetten.
De dag daarop werden de andere jongens verhoord. Maar daar tussendoor waren er nog drie jongens opgepakt en bij ons toegevoegd en wel drie Vlaardingens zij stonden nogal bekend als luidruchtige personen en zijn zij op aanwijzing van de Maassluise politie bij de Duitsers aangewezen. Heel Maassluis stond in rep en roer, de burgemeester afgezet, gemeente f 100.000, – boete en van 15 mei tot 1 juni om 20.00 uur binnen te zijn.

Zo bleven wij een paar weken op het Haagse Veer toen werden wij overgeplaatst naar de rivierpolitie allen op een grote kamer met nog een stel Jehova getuigen. Daar bleven wij tot 8 juli 1941. ’s Avonds kwam een commissaris van de Rotterdamse Politie met de mededeling dat wij de andere morgenvroeg klaar moesten staan voor transport hij wist niet waar heen.

Woensdag 9 juli 1941
Heel vroeg in de morgen moesten wij naar buiten overal stonden soldaten zelfs op de trappen. Buiten stonden open wagens met banken daar moesten wij op plaats nemen drie man op een bank met aan beide zijde een soldaat. Zo ging de reis naar Den Haag, daar aan gekomen stond de trein al klaar. De wagon waar wij in plaats moesten nemen had een lang gangpad waar de soldaten stonden van een van hen hoorde we dat we naar Berlijn gaan. De hele reis duurde tot ver in de avond toen de trein stilstond zagen we hoe druk het op het station was maar in no-time was er geen mens meer te zien. Beneden het station, overal stonden soldaten ook stond daar en gevangene wagen waar wij werden ingejaagd en staand tegen elkaar aan werden wij vervoerd,

Na een tijd gereden te hebben stopte de wagen en werden wij er uitgejaagd alles onder groot geschreeuw zo moesten wij ons opstellen. Hier was dan Oranienburg – Sachsenhausen. Zo stonden voor een poortgebouw op het ijzeren hek stond ‘Arbeit Macht Frei’. Door de poort heen moesten wij ons op stellen met SS‘ers om ons heen de een had nog een grotere bek als de andere ook kwamen er twee gevangene bij alle twee in zo’n gek pak aan gestreept het leek wel een pyjama, zij spraken Hollands het waren Heinz Smith en Gommert Krijger. Zij namens ons mee naar een barak het begon al donker te worden moesten allen naast elkaar op de grond liggen. De andere dag heel vroeg naar buiten daar stonden wij weer stijf in de houding na een tijd door een SS‘er gepest te zijn gingen wij weer naar de poort daar te staan konden we goed zien hoe immens groot dat Lager was, die grote appelplaats en dan het onnoemlijk aantal barakken welke in cirkelvorm waren gebouwd we keken tegen de zijkant van de barakken aan, waar op stond, ‘Es gibt einen Weg in die Freiheit. Seine Meilensteine heißen: Gehorsam, Fleiß, Ehrlichkeit, Ordnung, Sauberkeit, Nüchternheit, Wahrhaftigkeit, Opfersinn und Liebe zum Vaterland’. (Tekst van Heinrich Himmler)

Vanaf de Tor gingen we naar de Entlausung daar moesten we ons uitkleden en onze kleding inleveren ook horloge en sieraden en daarna werden we door een oudere gevangene kaalgeknipt en kregen we een blauw gestreept pak en muts en oud afgedragen dun ondergoed een paar houten schoenen met voetlappen. Je huiverde toen je dat alles moest aantrekken hoeveel mensen zullen daar al hebben ingezeten Bij de schrijf-Stube werden we in geschreven. We kregen een nummer ik had 38320 en een rode driehoek die moesten we op de linkerborst de driehoek boven nummer onder zo ook op de rechter broekspijp op de driehoek stond de letter H Holland. Zo waren er verschillende driehoeken en wel de groene waren de beroepsmisdadigers zoals: moordenaars, pooiers. Zij hadden hun straf al in de gevangenis al uitgezeten en werden daarna in het concentratiekamp wederom opgesloten. Zij waren de plaag voor de andere gevangene zij waren de handlangers van de SS‘ers meestal als voorman op de commando’s. De zwarte driehoeken waren pooiers, landlopers en zigeuners. De roze driehoeken waren homofielen. De paarse driehoeken waren de Jehova getuige.
Na de Entlausung terug in de isolering. De andere morgen kregen we een kom bruin water dat was koffie en ‘s avonds een beetje koolsoep en klein stuk brood en weer naar buiten en in de houding tot het avondappel van het grote Lager en steeds maar in de brandende zon. Dat duurde zo een volle week alleen om je maar kapot te maken.

KZ Sachsenhausen 1941, rechterzijde van de Appellplatz.

Woensdag 16 juli 1941
Zo stonden we weer voor de schrijf-Stube nu om een barak aangewezen te krijgen ik kwam met Toon Vink in Block 53. Waar de andere jongens terecht zijn gekomen, ik weet het niet want nu we daar zo stonden zagen we nu hoe groot het Lager was. Die grote appelplaats met een straat in de midden en om het kamp een muur met wachttorens voor de muur een hoog hek van prikkeldraad met hoogspanning erop. Zo kwamen we in Block 53 aan en maakten kennis met de Block-oudste het was een oude communist hij zat er al acht jaar.
Een Block bestond uit een A en een B vleugel met in de midden toiletten en Waschraum. Een vleugel had een dag- en een nachtverblijf. De Block-oudste had in het dagverblijf een bed met daar omheen kastjes zodat hij een privé kamertje had. Een Block-oudste had de macht over allen in het Block, ook als er van uit het lager een transport naar een Vernichtungslager werd samen gesteld moest elk Block een aantal personen afstaan. Het was de Block-oudste die het uitmaakte wie er weg moest het waren altijd degene met het slechtste commando.
De volgende morgen ons eerste appel, wat een verschrikking al die massa mensen allen keurig in het gelid zo’n 30.000 man. Na het appel rende alles door elkaar naar de plek waar hun Arbeit Commando’s werden opgesteld. Zo ook mijn eerste werk ik moest met een SS‘er en een Pool mee buiten het kamp en moest daar de straat vegen. Wat een vernedering was dat geregeld als er een SS’er voorbijkwam in de houding.
Gelukkig duurde het straatvegen maar 3 dagen en kon ik mij de volgende morgen melden bij het hoogoven commando Keijzer. Daar moest ik met een Rus een zinken teil vullen met wedstrijdbekers die we van een grote berg moesten afhalen die uit diverse landen waren gestolen. Deze werden naar een pers gebracht, waar deze er een pak van perste dat naar de ovens ging. Op het commando Keijzer werkte ik goed 3 maanden toen waren de bekers op.
Op een morgen moesten het gehele Lager veel vroeger als anders aantreden op de Appellplatz dat vergeet ik mijn gehele leven nooit meer daar stond de galg klaar en werd een medegevangene opgehangen en daar moesten wij allen naar kijken. Nooit zou ik het vermoeden gehad hebben dat ik dit nog eens zestien keer zou moeten aanzien.

Maandag 22 december 1941
Werden alle dertien jongens en de drie Vlaardingers aan de Tor geroepen. Daar moesten we een na de ander naar boven ik was de eerste, daarboven zat de Lagerführer Fritz Suhren achter zijn bureau en daar voor rector Rooyakkers als tolk. Aan de deur stonden twee SS‘ers. Lagerführer Suhren beet mij toe: “Wenn sie in Holland kommen sollte sie dann die Deutsche fahne ehrerbietigen?” Ik deed net of ik het niet verstond en vroeg aan Rooyakkers wat zegt ‘ie? Of je in Holland de Duitse vlag zal eerbiedigen? Ik zei nee toen ben ik van de trap af geschopt. Beneden zag ik Jan Morin ik zei nog tegen hem dat hij nee moest zeggen hetgeen hij ook deed. Die maandag 22 december 1941 was voor het laatst dat ik al de jongens nog bij elkaar heb gezien.

Donderdag 15 januari 1942
Zijn er acht jongens van onze groep en twee Vlaardingers entlassen. Het waren J. Jordaan, G. Bakhuizen, A. Boer, P. v.d. Zee, A. Boender, J. Boender, C. Boutkan en J. Roth. Ik hoorde het pas later dat zij weg waren, het Lager is zo groot dat je geen contact met andere meer hebt.

Zo hoorde ik ook later ook dat Johan van Veen en Cor Vink op transport waren gesteld naar Neuengamme en daar jammerlijk waren omgekomen.

Op een morgen toen ik in het Waschraum binnenkwam hoorde ik mijn naam roepen daar in de hoek onder een deken lag de derde Vlaardinger Cor Westerhoff, hij was zwaar ziek vanuit een buiten commando gekomen en lag daar in zijn eigen vuil. Toen heb ik met Jan Morin hem in de broodbaar naar het Revier (ziekenboeg) gebracht daar kreeg hij gelijk een spuitje.

Met zijn drieën bleven we over J. Morin, T. Vink en O. v.d. Wel. Het was een mooie zomeravond we moesten met driehonderd Häftlinge (gevangenen) buiten wagens halen van het Bahnhof Oranienburg. De meesten Häftlinge waren Duitse communisten die al een heel lange tijd in het Lager zaten en daar ook de beste commando’s hadden. Het was voor hun schijnbaar een uitje mee te gaan. De begeleiding van SS‘ers zo’n dertig man. Onder weg riepen zij een lied en moesten wij zingen, dat werd het lied ‘Wir sind Moorsoldaten, wir tragen das schwarze Kleid’. In het Lager terug stond heel het Lager aangetreden zo stonden we tot de andere dag en dat voor een verboden liedje. Op 15 maart 1942 horen wij dat Toon Vink was entlassen.

Op een zondagmorgen maakten we kennis met de grootste sadist aller SS‘ers het was Blockführer Wilhelm Schubert opeens stond hij binnen en werd er “Achtung” geroepen en allen stonden stijf in de houding maar tegelijk gaat de deur open en kom Toon Vink binnen. Schubert brult “wat zeg je als je een barak binnen kom”? Toon zei “morrie” (hij had moeten vragen, “bitte eintreten zu dürfen”) gelijk haalde hij uit en sloeg Toon tegen de grond toen hij weer opstond zag Schubert op zijn winkel een H staan. “Ach So ein Holländer”, maar tot opluchting van allen draaide hij zich om en riep “weitermachen”.

Zeker zo een sadist was SS-Oberscharführer Otto Kaiser na het ochtendappel was hij in zijn element na het commando Arbeit Commando’s aantreden renden allen naar hun plaats van aantreden (op de appelplaats moest alles in looppas). Hij schopte naar alles wat voor zijn voeten kwam. Algemeen bekend was dat hij een gevangene tegen de grond schopte en erbovenop ging staan en met een voet op de keel tot de man stikte.

Kampfoto van Otto

Zondag 14 juni 1942
Naar de Tor, ik moet bij de Lagercommandant komen. Na daar een paar uur gestaan te hebben naar boven daar zat een heer ik moest mijn nummer zeggen. Hij stond op gaf mij een hand en zei zijn naam Millenaar en ik kon gaan. Die naam speelde jarenlang door mijn hoofd, wie was deze man? Totdat ik het boek van de Jong had gelezen. Het Zweedse Gezantschap in Berlijn werd geacht de belangen van de Nederlanders te behartigen. Millenaar was de vroegere assistent landbouw attache aan het Nederlandse Gezantschap, die bij opheffing daarvan overgeheveld was naar Zweden. Hij was een moedig man die voor veel Nederlanders van levensbelang is geweest.

Maandag 9 november 1942
Een grote verrassing Jan Morin entlassen hij mag naar huis. Het deed wel even pijn om alleen van de groep over te blijven. Maar iedereen riep nou ben jij aan de beurt. Ik moest als maar adressen onthouden, waar ik als ik vrij zou komen naar toe moest gaan. Een adres zal ik nooit vergeten het was van Frits Hirsch van het Hofstad Operette uit Den Haag. Iedere dag als hij mij zag riep hij Otto mijn adres is Montfortlaan 18 Den Haag. Hij stond bekend als dat hij in de droogkamer van de wasserij een revue zou maken. Het was op een zondag eerste voorstelling de SS‘ers zaten vooraan en het was wel de laatste hij werd de andere dag te werk gesteld bij Albert Speer en na twee weken was hij dood. Zo bleef ik alleen van de groep over.

Advertentie van de Fritz Hirsch operette in de Haagsche courant van 1935

Vrijdag 20 november 1942
Het vroor 18 graden die dag zal ik nooit meer vergeten na het avondappel moest het hele Lager blijven staan. Zo hebben we daar twee nachten en twee dagen gestaan het was verschrikkelijk vele doden en bevroren ledematen.

In de loop van tijd maakte ik kennis met nog andere Hollanders o.a. Joep Kusters, kapelaan Hennekes, rector Rooyakers, majoor van Nierop, Koerselman, Heinz Smith, Frits van der Ploeg en Jan van Houten. Zo kreeg ik de kans van Block 53 naar Block 24 overgeplaatst te worden daar zat ook mijn maat.

Na het commando Keijzer kwam ik op de schoenfabriek te recht, daar werd een Fahrrad-Hersteller gezocht (een fietsenmaker) nou dat was ik. Dezelfde morgen aantreden bij het Schuh commando. Daar aangekomen een grote loods met lange tafels aan deze tafels zaten medegevangenen de zolen van oude schoenen af te verwijderen waar deze later werden vervangen door houten zolen, de zogenaamde Lager schoenen. De schoenen werden van een grote berg afgehaald allemaal van overleden gevangenen maar ook van gesneuvelde frontsoldaten. In de loods was ook een kantoortje dat behoorde aan de SS‘er die daar de leiding had nu was hij in het bezit van een fiets welke ik moest schoonhouden. Maar zo was het niet hij had ook een oppasser een Tsjech als ik maar naar de fiets keek vloog hij mij aan. Ik ben toen maar tussen de anderen aan tafel gaan zitten schoenen te trennen.
Mijn maat zat daar ook met nog een oude Belg zijn naam was Alfred Somville, de directeur van de Gazet van Antwerpen.

Op een dag komende van het commando en lopende door de Tor zagen in de verte op de Appellplatz weer de galg. Wat zal er nu weer gaande zijn maar daar kwamen we gauw achter. Het waren twee Polen die werden opgehangen. Nu hadden ze aan een poot van de galg een liertje gemaakt en moest de ene Pool de andere ophangen door aan de lier te draaien. Toen de eerste Pool was opgehangen moest de tweede er onder. Er werd een Pool uit een Block gehaald en deze moest de tweede opdraaien. Het was verschrikkelijk om daarnaar te moeten kijken. Maar wat hadden zij gedaan, zij zaten op een commando op het industriehoff en moesten daar groene soldaten helmen zandstralen zodat deze later wit gespoten werden. De ene Pool zei tegen zijn maat een beetje langer zo te dunner worden ze, dat hoorde een andere Häftling een Grüne, een Berufsverbrecher (crimineel) die het bij de SS meldde met de hierboven genoemde gevolgen.
De ene dag na de andere was nog erger. Staan allen weer aangetreden op de Appellplatz hoor je opeens op een trom slaan dan loop daar een Häftlinge met een grote trom op zijn buik en maar roepen “hoera-hoera ich binn wieder da” even later werd hij op de bok gespannen en kreeg hij er vijfentwintig op zijn aars. Alleen omdat hij probeerde weg te lopen.

Dinsdag 2 februari 1943
Een dag om nooit te vergeten, Stalingrad was gevallen alle SS‘ers waren gek van de zenuwen. We kwamen van het commando en bij het binnen gaan van het Lager onder de poort stonden ze te schreeuwen en te schelden. Daar kreeg ik een slag in mijn gezicht met een bullenpees, met van die snaren, de striemen zaten nog wekenlang in mijn nek en mijn gezicht was niet toonbaar.

Na de schoenfabriek ben ik op het Waffen Versuchswerkstatte terecht gekomen een heel nieuw opgestart commando. Het bestond uit twee ploegen een dag en een nacht ploeg. De ene ploeg waren allen Duitsers de ploeg van mij gemengd. Het gebouw was geheel uit steen opgetrokken en het stond ver buiten het kamp achter de SS-barakken. Binnen was het een heel moderne hal met gloed machines, dat alles was opgebouwd door Häftlinge. Met 15 man was het een heel goed commando. Maar na de ploeg wisseling zat je weer in het Lager met alle ellende en dan was je blij als je weer op het commando zat. Ik zat daar in mijn vak en kon mij aan al die machines goed uitleven. Na een poosje stelde ik de machines voor de anderen in. Zo heb ik ook diverse Polen en russen draaien geleerd. Ook had ik een heel goede kompel een Tsjech Carl Zwaab een gereedschapsmaker daar trok ik veel mee op. Als wij van uit het Lager naar het commando gaan werden we steeds bewaakt door vier SS‘ers.
Elke dag kregen we anderen mee ’s nachts stonden buiten om de Werkstatte heen. Op een ochtend het vroor 26 graden het werd een dag om nooit te vergeten. We hebben die ochtend met het hele Lager twee dagen en twee nachten op de Apellplatz gestaan. Velen doden en bevroren ledematen, maar waarvoor dat was geweest, ik ben er nooit achter gekomen. Het was voor mij een bevrijding toen ik weer naar het commando kon gaan. In de barakken van de SS lagen veel SS‘ers die herstellend waren van hun verwondingen van het Oostfront. ’s Avonds laat kwamen die knapen dikwijls een kijkje nemen bij ons in de Werkstatte. Meestal hadden zij wat te versieren. Het gewildste artikel waren de verlovingsringen, ik heb er in die tijd heel wat gedraaid van chroomnikkelstaal. Elke ring bracht brood of sigaretten op wat onder elkaar werd verdeeld. Eindelijk kreeg ik een Hollander op het commando het was Frits van der Ploeg.

Zondag 30 juli 1943
Ben ik overgebracht naar de Gestapo op de Alexanderplatz te Berlijn. Ik bleef maar mekkeren al de jongens zijn naar huis en ik moet blijven. Ik moest mijn “Maul halten”, zo heb ik daar twee maanden in de kelder gezeten. Op een dag werd ik weer opgehaald door de Grüne en in de Carlstrasse eruit gezet bij een machinefabriekje en daar te werk gesteld met tweemaal daags melden bij de Grüne Polizei. Zo maakte ik nog diverse bombardementen mee en later door de Russen bevrijd.

Otto na 66 jaar weer onder de Tor door in het KZ Sachsenhausen

Na de oorlog
Tot zover het verhaal en de herinneringen van Otto. Hij is altijd bezig gebleven met de oorlog en sprak er veel over, wel eens tot ergernis van zijn echtgenote. Naar het einde van zijn leven toe, had hij de wens om nog een keer naar het kamp Sachsenhausen terug te keren. Zijn goede vrienden Lies en Arie Kap, hebben deze wens in vervulling laten gaan, in mei 2007 zijn zij op trein naar Berlijn gestapt om het kamp en de locaties te bezoeken waar Otto had gezeten. Mw. Lies Kap-Favié vertelde: “Wij waren met zijn drieën in het KZ Sachsenhausen, maar zo nu en dan was Otto even terug in de tijd en vergat hij ons. Arme Otto, een storm van emoties heeft hij moeten doorstaan!”

Otto Hermanus van der Wel overleed een jaar later op vrijdag 4 juli 2008.

• Met speciale dank aan mevrouw Lies Kap-Favié voor de verhalen en de foto’s.

Gepubliceerd op:

zondag 26 maart 2023