E.H.B.O. rapport
18 maart 1943 door
Cor Tuitel

Cor Tuitel (1901-1977), was een leidinggevende bij de Maassluise afdeling van de Nederlandsche Vereniging E.H.B.O. en schreef vanuit die hoedanigheid, twee dagen na het bombardement, onderstaand rapport. Een bijzonder sfeerbeeld, wat ik zonder redactionele wijzing plaats.

NEDERLANDSCHE VEREENIGING E.H.B.O.
afd. Maassluis.

RAPPORT

Betr.: Hulpverleening bij het bombardement op donderdag, 18-3-43

Ingevolge Uw opdracht doe ik U onderstaand toekomen mijn bevindingen van de hulpverleening van onze leden bij bovengenoemd bombardement.

Na het alarmsignaal om 15.40 uur spoedde ik mij onmiddellijk naar de post op den Zuiddijk en vond dit tot mijn voldoening geopend. Op dat moment kwamen van alle zijden helpsters en helpers zich melden en gat ik opdracht alles voor uitrukken klaar te maken. Ik stelde mij telefonisch in verbinding met de Centrale Post op de Markt, maar kon geen gehoor krijgen. Een oogenblik daarna meldde de Centrale Post ‘groot alarm’ en ik gaf bevel uit te rukken naar de N.V. Vereenigde Touwfabrieken. Tevens vernam ik toen, niet van de Centrale Post, dat Dr. Melchior afwezig was. Ik nam nu zelf de leiding van onze eigen brigade en de vaste kern op mij en 9 minuten na het alarmsignaal rukten wij met 15 man uit naar de Touwfabrieken, welk aantal zich uitbreidde tot 25 man de vaste kern. Bij aankomst daar werd mij medegedeeld dat er geen hulp behoefde te worden verleend en ik meldde mij weer bij de Centrale Post.

Op veel punten in de stad was hulp noodig en ik verdeelde daarom de leden in verschillende groepen om hulp te gaan verleenen.

De vaste kern ging naar de Wallramit, een groep naar de Wagenstraat-Goudsteen, een 2e groep naar den Noorddijk, een 3e groep naar de Geerkade-Kerkplein, welke groep ook meermalen uitgerukt is om gewonden, te halen, terwijl een gedeelte in reserve achterbleef. Daar het onmogelijk was om gebruik te maken van de 2 bestaande hulpziekenhuizen in verband met bom- en brandgevaar, werd zoo goed als het ging een hulppost ingericht in het politiebureau en bij den heer P. Bergema, terwijl in de apotheek van den heer De Jong ook nog bij kleine verwondingen hulp werd verleend. In het politiebureau en bij den heer Bergema werden de binnen gebrachte gewonden direct geholpen door Dr. de Wilde, daarbij geassisteerd door den heer C. ’t Hart, medisch student, de beide wijkverpleegsters Zr. Schmidt en Knop en een paar dames, leden van onze vereeniging. Enkele waren per brancard binnengebracht en werden na geholpen te zijn en indien de toestand het toeliet, weer per brancard naar huis gebracht. Meldingen van gewonden kwamen regelmatig binnen en onmiddellijk werden daar helpers of helpsters heen gezonden. De melding dat 2 gewonden in de Wagenstraat waren, kon niet dadelijk uitgevoerd worden, doordat het onmogelijk was daar te komen. Om een voorbeeld te noemen hoe moeilijk het was, deze twee zwaargewonden, nl. de heeren Krist en Boog, welke tijdelijk ondergebracht waren in de boerderij van den heer Bijl, te Vervoeren, diene, dat Krist per brancard vervoerd werd van Bijl via de Capelle Polder naar het Krankenrevier aan de Govert van Wijnkade, waar vandaan hij verder vervoerd werd per ambulance-auto naar Vlaardingen. Boog werd eenigen tijd later over het puin heen per brancard vervoerd, en daarna per auto naar Vlaardingen gebracht.

Op vele plaatsen werd hulp verleend, verbanden gelegd en voor doelmatig vervoer gezorgd. Onafgebroken werd doorgewerkt, en toen bleek dat er geen meldingen op de Centrale Post waren binnengekomen, werd zorggedragen voor het vervoeren van de lijken. Bij den heer Hollaar, welke onder zand en grind bedolven was geweest, werd nog ongeveer 45 minuten kunstmatige ademhaling toegepast. Wij namen de zorg voor de lijken op ons en vervoerden deze naar het zgn. Hulpziekenhuis aan de Lange Boonestraat, wat nu weer bruikbaar was. Daar werden ze zorgvuldig gereinigd en ontkleed, in schone hemden en lakens gewikkeld en afgelegd. Tevens werden de lijken geïdentificeerd en werd naam en adres op het lijk vermeld. Eén en ander geschiedde met de noodige zorg.

Gedurende dien tijd werd door mij een rondgang door de gemeente gemaakt, om te informeeren of er nog gewonden aanwezig waren. Het bleek toen, dat nog één gewonde vervoerd moest worden naar Vlaardingen, wat dan ook onmiddellijk gebeurde, terwijl er nog twee waren, die zich niet gemeld hadden en verbonden moesten worden.

Door mij werd een ploegenstelsel ingesteld op Vrijdagavond in het Hulpziekenhuis, dat regelmatig bezet werd. Lijken werden nog binnengebracht en door ons verzorgd. Vrijdagsmorgens werden nog enkele gewonden, die zich toen eerst meldden, behandeld. Vrijdagsavonds arriveerden de lijkkisten en werden de lijken door ons gekist en overgebracht naar het Gymnastieklokaal aan de Groen van Prinstererkade, aangezien het Hulpziekenhuis ontruimd moest worden, in verband met het feit, dat een zgn. blindganger in de nabijheid lag. Des Zaterdags- morgens werd nog één lijkje binnengebracht en gekist. Bij de diverse verwondingen die door ons behandeld werden, werden de meest uiteenloopende gevallen geconstateerd, zooals vlees wonden, beenbreuken, inwendige verbloedingen, glasverwondingen, handwonden, hersenfractuurs enz. De door mij gegeven opdracht luidde: noodverband aanleggen en zoo spoedig mogelijk vervoeren naar de Eerste Hulppost en aan de beoordeeling van de aldaar aanwezige dokter overlaten of de patiënt naar huis of naar het ziekenhuis vervoerd moest worden. Aan deze opdracht is voldaan. Ik wil hier ook nog memoreeren het werk, dat door dokter Marck van Maasland is gedaan bij het verlenen van eerste hulp aan gewonden en tevens de hulp van twee Duitsche militairen, wier namen mij vanzelfsprekend niet bekend zijn.

Om hier alle gevallen waarin hulp verleend is te noemen lijkt mij overbodig en zou, daar het aantal lichtgewonden niet bekend is, ook zeer moeilijk zijn. Laat mij volstaan met de volgende opgave: Negentien dooden, zes ernstige gewonden, en volgens schatting 40 à 50 lichtgewonden. Mijn eindconclusie is, dat alle diensten, geen uitgezonderd, goed gefunctioneerd hebben. Ook bleek mij, dat het ten zeerste noodzakelijk is, dat de E.H.B.O. leden worden voorzien van helmen, niet voor granaatsplinters, maar vooral, naar de ondervinding leerde, met het oog op de hevige branden, die woedden, waarbij vooral het haar van de dames gevaar liep. Door de groote medewerking, welke allerwegen werd ondervonden, is het aantal slachtoffers gelukkig tot een minimum beperkt gebleven. Het gemis aan een goed ingerichte ambulanceauto liet zich ook zeer gevoelen, zoodat wij nu voor het vervoer van de zwaargewonden naar het ziekenhuis te Vlaardingen geheel afhankelijk waren van de ziekenauto uit die gemeente en eenige vrachtauto’s.

Tot slot wil ik nog vermelden, dat gedurende de begrafenis der slachtoffers door ons een post E.H.B.O. was ingesteld.

Mij is niet bekend, of de doktoren Janzen en Mehler zich direct gemeld hebben bij het Iuchtalarm. Ik heb hen niet gezien gedurende de hulpverleening, noch op de Commandopost, noch bij Bergema. De samenwerking tusschen afd. Maassluis der Ned. Vereeniging E.H.B.O., vaste kern E.H.B.O. der Luchtbeschermingsdienst en de vaste post op de Markt was uitstekend. Dokter Smit van Maasdijk met eenige leden van de E.H.B.O. van de afd. Maasdijk hebben zich ook nog gemeld. Van hun diensten hebben wij echter geen gebruik behoeven te maken. Veel zou er nog te schrijven zijn, maar laat ik het hierbij laten, om tenslotte te eindigen met een woord van dank aan allen voor de verleende medewerking.

Ik meen hiermede aan mijn opdracht voldaan te hebben.

Maassluis, 20 Maart 1943.

Cor Tuitel

Bron:

  • Archief Historische Vereniging Maassluis – Maassluis
  • Stadsarchief Vlaardingen/Maassluis – Vlaardingen

Gepubliceerd op:

woensdag 4 oktober 2023