Minister de Visser
De naamgever van de school was Johannes Theodoor de Visser (1857 – 1932), hij was een vooraanstaand politicus van de Christelijk-Historische Unie (CHU). De Visser werd in 1918 Nederlands eerste Minister van Onderwijs in het kabinet Kabinet-Ruijs de Beerenbrouck I. Ook in het Kabinet-Ruijs de Beerenbrouck II mocht hij drie jaar de Minister van Onderwijs zijn. Het CHU is in 1980 opgegaan in het huidige Christen Democratisch Appèl (CDA).
Mobilisatie
Door de spanning rond Polen en de acute oorlogsdreiging mobiliseert ons land op 28 augustus 1939 zijn strijdkrachten. Het Nederlandse leger roept de dienstplichtige lichtingen van 1924 tot en met 1939 op tot paraatheid. Het Nederlandse leger bereikt een totale sterkte van 280.000 man. Luitenant-generaal I.H. Reijnders wordt benoemd tot opperbevelhebber van de strijdkrachten. Op 1 september 1939 viel Nazi-Duitsland Polen binnen (operatie Fall Weiss). Dit leidde op 3 september 1939 tot een oorlogsverklaring aan Duitsland door het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. De Tweede Wereldoorlog is begonnen en op 2 september trekt de Mitrailleurcompagnie van het IIIe Bataljon 39e R.I. (Regiment Infanterie) in de lokalen van de Minister de Visserschool.
Tweede Wereldoorlog
Tijdens de bezettingsjaren wordt de school regelmatig gevorderd op gezag van de Duitse Ortskommandant in Maassluis. De leerlingen moesten dan worden ondergebracht bij andere Maassluise scholen, o.a. de Reineschool in de Reinestraat en in de Blomschool aan de Zuidvliet. In de Minister de Visserschool werden dan Duitse manschappen ingekwartierd, o.a. officieren van de Kriegsmarine. De lokalen waar normaal de kinderen les hoorden te krijgen, sliepen dan de Duitse manschappen. Als de Duitse manschappen vertrokken kon er weer normaal lesgeven worden in de lokalen. Maar naar het einde van de oorlog toe zaten de Duitsers er eigenlijk permanent ingekwartierd.
Tevens werd de school regelmatig gebruikt door de Sicherheitsdienst (SD) en ander speciale Polizei eenheden wanneer deze in Maassluis waren. De kelder werd zo nu en dan gebruikt als cellencomplex, onder andere voor het insluiten van Maassluizers die het uitgaansverbod niet zo nauw namen en waren opgepakt.
Na het bombardement van 18 maart 1943 werd de Minister de Visserschool ook gebruikt als tijdelijk onderkomen voor de getroffen inwoners van Maassluis waar geen onderdak voor beschikbaar was.
Op het Fenacoliusplein direct naast de school, werden door de Duitsers zes bunkers gebouwd. Vier van deze dienden als proviand bergplaats en er waren twee grote publieke dubbele schuilkelders van getoogd (gebogen) metselwerk. Dit soort bunkers vielen in de categorie FA oftewel Feldmässige Ausbau. Dit was de verzamelnaam voor Duitse bouwwerken gemaakt met materiaal wat ter plaatse voor handen was. Bij de schuilplaatsen op het Fenacoliusplein waren dat metselstenen. De bouwwerken moesten bestand zijn tegen granaatscherven, geweervuur, MG-strooivuur en licht vliegtuig boordgeschut. Al deze bouwwerken op en rond het Fenacoliusplein zijn na de oorlog vrijwel direct gesloopt.
Voedselvoorziening
Van 19 februari tot 8 juni 1945 werden er in de gymnastiekzaal achter de school (niet meer aanwezig) iedere dag warme maaltijden uitgedeeld aan zo’n 150 kinderen uit Maassluis. Deze voedselactie was opgezet door de heren S. van Heijst, Ph. Bijl en M. Verploegh. Deze richten met steun van het verzet het Interkerkelijk Bureau (I.K.B.) op, die in samenwerking met het Rode Kruis gratis eten uitdeelden. Hiervoor was door de gezamenlijke Maassluise kerken een geldbedrag à f 8000, – opgehaald onder de kerkgangers. Niet alleen kinderen maar ook zieken (door ondervoeding) kregen hier te eten.
De Bevrijding
Na de bevrijding werden in de school NSB’ers, verraders en zwarthandelaars opgesloten door de Binnenlandsche Strijdkrachten (B.S.). Ook werden hier door de B.S. een groot aantal ‘Moffenmeiden’ naar toegebracht. Ze werden hier kaalgeschoren door Maassluise kappers en verpleegsters van het Rode Kruis om later weer vrijgelaten te worden.