De Maassluise Joden en hun tragisch lot

Aan het eind van de 17e eeuw is Maassluis een van de weinige gemeenten in Zuid-Holland waar zich al Joden mogen vestigen. Vanaf 1750 neemt het aantal Joden in Maassluis langzaam maar zeker toe. Het is Marcus Levi die op zaterdag 17 januari 1767 het eerste officiële verzoek indient om zich met zijn vrouw in Maassluis te mogen vestigen. In 1769 geven de ‘Schepenen van Maassluis’ (de voorgangers van de Gemeenteraad) toestemming voor de oprichting van een Joodse gemeenschap met een eigen synagoge.

Deze eerste synagoge wordt in 1769 ingewijd aan de Korte Boonestraat. Rond 1780 kreeg de Joodse gemeenschap in Maassluis ook een eigen begraafplaats aan de Rochekade. In de meeste dorpen om ons heen en in steden als Schiedam en Delft, zijn Joden tot 1786 niet welkom. Maassluis is daarentegen juist zeer gastvrij en zodoende is hier rond 1800 al een behoorlijke Joodse gemeenschap die qua grootte tot de jaren negentig van de negentiende eeuw min of meer constant blijft.

De Groen van Prinstererkade met de synagoge

In 1831 wordt de tweede synagoge aan de Lange Boonestraat ingewijd. De derde en laatste synagoge zal gebouwd worden aan de Groen van Prinstererkade en wordt in 1858 ingewijd. Deze is gebruikt tot een aantal jaar voor de Tweede Wereldoorlog. In 1949 werd het complete synagogecomplex, bestaande uit een: woonhuis, pakhuis, badhuis en de synagoge, door de gemeente Maassluis gekocht van de Joodse gemeente Rotterdam. Ook de Joods begraafplaats is in december 1948 door de gemeente Maassluis aangekocht en in januari 1950 is deze gerooid en is het reinigingshuisje afgebroken. De stoffelijke resten (180 stuks) zijn herbegraven op de Algemene Begraafplaats aan de Willem de Zwijgerstraat. Uiteindelijk is het synagogecomplex in 1960 gesloopt en is er tegenwoordig een parkeerplaats te vinden en staat er een transformatorhuisje.

Jozeph, Beppie en Jetje van Gelderen.

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog zijn bijna alle Joden uit Maassluis vertrokken, zij hebben voor een leven in de grote stad gekozen. In Maassluis wonen dan nog maar zes Joden. Slager Jozeph van Gelderen met zijn echtgenote Jetje van Gelderen-Hamburg en hun 17-jarige dochter Bertha (Beppie) wonen boven hun winkel aan de Markt 1.

Abraham en Rosa Coltof.

De fotograaf Abraham Coltof en zijn echtgenote Rosa Coltof-Kan wonen aan de Noordvliet 69. Hun volwassen kinderen Louis en Helena (Lenie) zijn dan al een paar jaar het huis uit en wonen met een eigen gezinnetje in Rotterdam. Beide Coltof kinderen is het trouwens gelukt om uit de handen van de nazi’s te blijven en hebben de oorlog overleefd. Louis is in 1941 met zijn vrouw Dora Coltof-Simons en hun zoontje Bram via Zwitserland naar Portugal gegaan en vanaf hier per boot via Cuba naar de VS gevlucht. Lenie heeft met haar man Abraham van de Rhoer ondergedoken gezeten in het Noord-Brabantse Oosterhout. Hun zoon, Gerhard zat ondergedoken in Breda.

Tenslotte Anna van de Vlist-Pappie, die in 1937 met haar niet-Joodse man naar Maassluis is gekomen om een stoffenzaak in de Nieuwstraat 20 te openen.

Tijdens de eerste maanden van de bezetting verandert er weinig in het openbare leven. De nazi’s laten tegen de verwachting in zelfs de Joden met rust. Wat niemand weet, is dat de door de nazi’s aangestelde Rijkscommissaris van Nederland Arthur Seyss-Inquart echter al opdracht heeft gekregen om zijn deel van het Derde Rijk te nazificeren.

Het registratieformulier van Jozeph van Gelderen.

Op woensdag 10 januari 1941 wordt de scheiding tussen Joden en niet-Joden nog strenger doorgevoerd. Alle Joden met tenminste één Joodse grootouder moesten zich laten registreren. Vrijwel iedereen gehoorzaamt. Want wat gebeurt er als je weigert? En waarom zou je niet uitkomen voor je afkomst? Later maakt de registratie het de nazi’s makkelijker om maatregelen tegen de Joden uit te voeren. De Joden moeten hun geld inleveren en hun bedrijven worden in beslag genomen. Bij verenigingen worden hun lidmaatschappen stopgezet. En het kan nog erger, want op maandag 15 september 1941 wordt het verboden voor Joden om in café’s, restaurants, parken, zwembaden, sportvelden, musea, dierentuinen, bibliotheken, schouwburgen, markten en tal van andere openbare gelegenheden komen borden met de tekst ‘Voor Joden verboden’. In november 1941 mogen zij zelfs niet meer zonder toestemming reizen.

Op dinsdag 20 januari 1942, kwamen Duitse nazi-kopstukken en hooggeplaatste ambtenaren in Berlijn bijeen om te spreken over de Endlösung der Judenfrage: de ‘oplossing van het Jodenvraagstuk’. Tijdens deze ‘Wannsee Conferentie’ presenteerde Reinhard Heydrich de plannen die moesten worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat Europa voor eens en voor altijd verlost zou zijn van de Joden.

Heydrich kwam een paar maanden later naar Nederland en stelde Hauptsturmführer SS Ferdinand Hugo Aus der Fünten aan als uitvoerend hoofd van het Centraal Bureau voor Joodse Emigratie en werd daarmee verantwoordelijk voor de deportatie van Joden uit Nederland naar concentratiekampen. Na de oorlog is Aus der Fünten opgepakt en hoorden de doodstraf tegen zich eisen, maar kreeg gratie van Koningin Juliana en het werd levenslang, hij werd als een van de ‘Drie van Breda’ ingesloten in de koepel in Breda. Hij kwam vrij in 1989 en overleed tweeëntachtig dagen na zijn vrijlating in West-Duitsland op 79-jarige leeftijd aan een hersenbloeding.

Op zaterdag 2 mei 1942 wordt het dragen van de Jodenster verplicht gesteld. Iedereen vanaf zes jaar moet een gele stoffen ster met het woord ‘Jood’ op zijn kleren dragen, zodat hij altijd goed herkenbaar is. Ook de families van Gelderen, Coltof, en mevrouw van der Vlist moeten deze Jodensterren kopen voor 4 cent per stuk.

Vanaf dinsdag 14 juli 1942 werden de Joden systematisch afgevoerd via kamp Westerbork, om zogenaamd te gaan werken in een werkkamp in Duitsland, in het kader van de Arbeitseinsatz of werkverruiming. In het begin werden mensen aangeschreven met het bevel zich te melden. Er werd gedreigd dat wie niet kwam opdagen naar een concentratiekamp zou worden gestuurd (dit werd alsnog veel erger beschouwd dan te moeten werken in een werkkamp; concentratiekamp Mauthausen was toen al berucht).

De arrestaties
Op zondag 18 oktober 1942 worden de families van Gelderen en Coltof door de gemeentepolitie gearresteerd en ingesloten op het politiebureau op de Markt. Beppie mocht de laatste nacht bij hoge uitzondering bij haar vriendin Miep Vrij slapen, de haar beste vriendin en dochter van de drogist op Markt 19. De dag erna op maandag 19 oktober 1942 werden de families door de Maassluise politie naar station Rotterdam DP gebracht en hier overgedragen aan de SD. Vanaf Rotterdam DP door naar Amsterdam de Hollandsche Schouwburg. Heel bijzonder dat Jozeph van Gelderen vanuit Rotterdam nog een mogelijkheid ziet om een felicitatie briefkaart te sturen aan zijn buurmeisje Pea van den Berg.

Joodse kaarten van het echtpaar Coltof.
Joodse kaarten van de familie Van Gelderen.

In 1941 werd de naam van het theater op last van de bezetter gewijzigd in ‘Joodsche Schouwburg’ en mochten er alleen nog joodse musici en artiesten optreden voor uitsluitend een joods publiek. Vanaf augustus 1942 tot in 1943 werd de schouwburg, gelegen in het hart van de oude Amsterdamse Jodenbuurt, door de Duitsers gebruikt als verzamel-, c.q. deportatieplaats van waaruit joden op transport werden gesteld naar Westerbork en vandaar naar Duitse concentratiekampen. Bij binnenkomst werd iedereen door medewerkers van de Joodsche Raad geregistreerd.

Kamp Westerbork
Op donderdag 22 oktober 1942 moesten zij wandelen naar Station Muiderpoort, die diende als opstapplaats naar Westerbork. Kamp Westerbork (officieel: Polizeiliches Durchgangslager Westerbork) was gelegen op de Drentse heide bij Hooghalen en genoemd naar de toenmalige gemeente Westerbork waar het kamp in was gelegen. Westerbork is bekend geworden als voorportaal van de hel, en de hel is dan de vernietigingskampen van waar 107.000 in Nederland wonende Joden, 245 Sinti en Roma en enkele tientallen verzetsmensen werden gedeporteerd naar kampen in Duitsland, Polen en Tsjechië. Op 1 juli 1942, namen de nazi’s het kamp over, waarna Westerbork functioneerde als doorgangskamp. De SS’er Gemmeker werd de commandant van het kamp, verbazend was dat hij maar zo’n vijfentwintig SS’ers tot zijn beschikking had. Bij de poort stond Nederlandse Marechaussee en in het kamp was een Joodse ordedienst actief.
De overgrote meerderheid van de gevangenen verbleef slechts enkele dagen tot weken in het kamp, een relatief klein aantal verbleef maanden tot soms zelfs jaren in het kamp.

De hoofdweg in Kamp Westerbork, ook wel de ‘Boulevard des Misères’ genoemd. (foto: Kamp Westerbork)

Zij die langere tijd in kamp Westerbork verbleven leerden, na de eerste schok van arrestatie en deportatie naar Drenthe te boven te zijn gekomen, kamp Westerbork kennen als een kamp waar de leefomstandigheden relatief goed waren. Mishandelingen en moord kwamen er nauwelijks voor, gezinnen bleven bij elkaar, en over het algemeen was er voldoende te eten. Daarnaast waren er vele voorzieningen aanwezig, waaronder een winkel, scholen, een uitstekend ziekenhuis en een theater waar kwalitatief goede shows op de planken werden gebracht. Desondanks draaide het in kamp Westerbork uiteindelijk maar om één ding: het transport dat bijna wekelijks vertrok, in de beginperiode zelfs tweemaal per week. De angst op transport te worden gesteld beheerste het kampleven.

Vanuit kamp Westerbork vertrok 93 keer een trein, vaak naar Auschwitz maar ook naar Sobibor (Polen), Theresienstadt (Tsjechië) en Bergen-Belsen (Duitsland). Slechts 5.000 Joden en 32 Sinti en Roma die vanuit kamp Westerbork werden gedeporteerd, overleefden de Tweede Wereldoorlog. Ook het transport van vrijdag 23 oktober 1942 vanuit Westerbork, waarbij ook de beide Maassluise families, zaten in het totaal 988 gedeporteerden.

Het station van Cosel.

Cosel transporten
Toen ik in maart 2014 onderzoek aan het doen was in het kader van het Stolpersteine project, kwam ik ook in het Rode Kruis Oorlogsarchief. Ik had er ruim een half jaar over gedaan om hierbinnen te komen. Hier vond ik een brief van een Harry Tertaas uit Amsterdam die samen met de families op de trein had gezeten. En wat bleek, in de periode van 28 augustus tot en met 12 december 1942, was de zogenaamde Cosel-periode, zo geheten omdat in die periode negentwintig transporten vanuit Westerbork stopten op het station Cosel in Polen, zo’n 80 kilometer voor Auschwitz. In Cosel stapten in het totaal honderdzeventig mannen tussen de 15 en de 50 jaar uit de trein, die in de omliggende kampen tewerkgesteld werden. Jozeph van Gelderen wordt ook uit de trein gehaald en moet daar afscheid nemen van zijn vrouw en dochter. Ze zullen elkaar nooit meer zien.

Aankomst in Auschwitz.

Eindbestemming Auschwitz
De trein met Jetje van Gelderen-Hamburg, Beppie van Gelderen, Abraham Coltof en Rosa Coltof-Kan komt op maandag 26 oktober 1942 in Auschwitz aan. Alle passagiers worden direct na aankomst naar de gaskamers gebracht. Iedereen moet zich uitkleden en hun kleding en koffers achterlaten. “Nadat jullie hebben gedoucht krijgen jullie ze weer terug”, wordt ze verteld. Om ervoor te zorgen dat niemand in paniek raakte doen de Duitsers net alsof iedereen gaat douchen, maar de douchekoppen waren nep. Er komt geen water uit de douchekoppen maar een giftig gas. De hele ruimte wordt gevuld met blauwzuurgas, een dodelijk gas. Na een paar minuten is iedereen dood. De lichamen worden verbrand in ovens, de as wordt gedumpt in putten op het kampterrein. De nazi’s willen niet dat hun massamoord van zes miljoen Joden aan het einde van de oorlog zou worden ontdekt. Daarom blazen ze de gaskamers en de ovens later op. Het enige wat achterblijft zijn de persoonlijke spullen, zoals grote hopen koffers, schoen en brillen van de slachtoffers. Die zijn door de nazi’s ingepikt.

Joodse kerkhof in het Poolse plaatsje Beuthen.

Jozeph van Gelderen heeft nog twee maanden hard moeten werken in het arbeidskamp Königshütte, maar overlijdt op dinsdag 29 december 1942 aan de gevolgen van een longontsteking. Volgens de heer Tertaas begraven moeten zijn op de Joodse begraafplaats in het Poolse Beuthen.

Anna van der Vlist-Pappie wordt op vrijdag 19 maart 1943 gearresteerd en gedeporteerd naar Westerbork. Echter, zij wordt na tien dagen weer vrijgelaten, waarschijnlijk omdat zij getrouwd is met een christen, Pieter van der Vlist. Op 16 november 1943 krijgt zij notabene van Hauptsturmführer SS Aus der Fünten schriftelijk vrijstelling om een Jodenster te dragen.

Stolpersteine voor de vermoorde familie Van Gelderen.

Stolpersteine
Maassluis wil op een heel speciale manier aan de Joodse families blijven denken die zijn omgebracht in Auschwitz. De Duitse kunstenaar Gunter Demnig heeft een steentje bedacht waarop een naam wordt gezet. Hij noemt het Stolpersteine, in het Nederlands is dat ‘struikelstenen’. Je struikelt er niet echt over, ze heten zo omdat je er over struikelt met je hoofd en met je hart. De Stolpersteine zijn stenen van 10 x 10 cm. Zij worden bedekt door een koperkleurig plaatje met een gestanst opschrift, zoals:

HIER WOONDE BERTHA VAN GELDEREN
GEB. 1922
GEARRESTEERD 18.10.1942
VERMOORD 26.10.1942 AUSCHWITZ

De stenen liggen al in een groot aantal steden in Europa. De 75.000ste steen werd op 29 december 2019 geplaatst in het Duitse Memmingen. Elk steentje is eigenlijk een klein monument. Door ze voor het huis van de slachtoffers te plaatsen en er hun naam op te zetten, worden ze heel persoonlijk. Zo kunnen we zien waar al die mensen gewoond en geleefd hebben en krijgen ze weer een eigen plekje. In Maassluis liggen ze sinds 31 oktober 2014 voor de deur van Markt 1 waar de familie van Gelderen woonde en voor het pand op de Noordvliet 69 waar het echtpaar Coltof woonde.

Bekijk hier de WOS-reportage over de plaatsing van de Stolpersteine > https://youtu.be/H7xIQ6bhTYc

 

Afbeeldingen:

  • HVM Collectiebank – Historische Vereniging Maassluis
  • Beeldbank WO2 – NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies
  • Stadsarchief Vlaardingen en Maassluis
  • Arolsen Archives – International Center on Nazi Persecution

Gepubliceerd op:

donderdag 6 mei 2021