Miep Dijkstra-Vrij:
Mijn herinneringen aan de familie van Gelderen

Wij woonden op de Markt aan dezelfde kant als de familie van Gelderen: vader Jozeph, moeder Jetje en hun dochter Beppie. Zij hadden een slagerij op de hoek van de Markt – nummer 1 – en woonden boven hun winkel. Mijn ouders hadden een paar panden verderop op nummer 19 een drogisterij. Beppie en ik waren vanaf ons 5e of 6e jaar, de beste vriendinnen. Toen we ongeveer 12 jaar oud waren, leerden we Truus Verhagen kennen en werden we een drietal. We gingen er vaak op uit en hadden dan veel lol en plezier. Jarenlang waren de familie van Gelderen en mijn ouders goed bevriend. Tijdens de oorlogsjaren waren ze elkaars steun en toeverlaat en brachten met elkaar veel tijd door bij ons huis, vooral in de avonduren. Ze waren bang voor hetgeen wat hen te wachten stond, en wij ook.

Ik wil graag duidelijk maken dat zowel de heer als mevrouw Van Gelderen, vanaf het begin van de oorlog, al te kennen hadden gegeven niet uit Maassluis te willen vertrekken.

Ongeveer een jaar voor de oorlog, had meneer van Gelderen’s zus, Sara Drukker- van Gelderen en haar man Salomon, er bij hem op aangedrongen om mee te vertrekken naar Amerika. Een paar maanden later was ze weer op bezoek bij haar broer en had hem wederom gevraagd om mee te gaan. Zelfs toen de Duitsers ons land in mei 1940 binnengevallen waren, hadden de Van Gelderen’s nog een keer de kans om met een vissersboot vanuit IJmuiden mee te gaan naar Engeland. Maar ze wilden persé thuisblijven.

Natuurlijk kon toen niemand weten, wat we nu allemaal weten. Het is moeilijk om je in die tijd te verplaatsen. Ik heb zo veel slapeloze nachten gehad waarbij ik mij afvroeg “Waarom hebben we ze niet gedwongen om weg te gaan?”

Beppie was vaak bij ons thuis. Wij hadden de ruimte en onze ouders waren altijd aan het werk in de winkel. Beppie vierde Kerstmis met ons, niet het religieuze deel, maar wel de gezellige avonden rondom de kerstboom. Ze vond het geweldig, en wij ook. Toen we ouder werden ging Bep werken in Vlaardingen en we kregen alle drie een vriendje. We waren gelukkig, genoten van de vriendschap en hadden veel plezier met elkaar.

Beppie en Miep in het oude zwembad op ’t Hoofd. (Privécollectie: Familie van Gelderen)

Maar de tijden werden veranderden, en werden vervelender met name door de anti-Joodse maatregelen. In april 1941 moest iedereen een persoonsbewijs, een soort identiteitskaart, bij zich dragen. De documenten van Bep en haar ouders waren anders dan de onze, er stond namelijk een grote ‘J’ van Jood op. En het werd nog erger want op 2 mei 1942 werd het dragen van een Jodenster verplicht gesteld. Maar we lieten ons niet afschrikken door de anti-Joodse maatregelen. Beppie had donkerblond haar en niet echt Joodse kenmerken en door haar portemonnee tactisch voor de ‘J’ op haar persoonsbewijs te houden was het nog steeds mogelijk om naar de film of iets anders te gaan. We hadden ook altijd een extra jas bij ons, zonder ster. Op deze manier konden we nog een poosje door gaan met plezier maken.

In die tijd zat mijn verloofde Wim Boudewijn (later mijn eerste man en helaas door ziekte op jonge leeftijd overleden) in het verzet en we maakten een plan om Beppie te helpen onderduiken. We hadden een persoonsbewijs van iemand te pakken, en hebben deze veranderd in een nieuw persoonsbewijs voor Beppie. Dit werd gedaan op een geheim adres in Schiedam. Het verzet leverde goed en keurig werk, maar het was uitermate gevaarlijk. Beppie’s foto werd toegevoegd en ze kreeg een andere naam en woonadres. Alles bij elkaar zeer gelovenswaardig. Beppie en ik zijn wekenlang aan oefenen geweest op haar nieuwe identiteit. Ze moest in staat zijn om op ieder moment haar nieuwe naam en adres te geven, ze mocht geen fouten maken.

Daarna ging ik naar Schiedam en bezocht het huis waar Beppie zou gaan logeren. Het was een geweldig gezin, ze hadden een dochter van Beppie’s leeftijd en er waren nog een paar onderduikers. De vader van het gezin was een piloot in Engeland. Alles was geregeld en het moment was daar om het de heer en mevrouw Van Gelderen te vertellen. Die wilden er niets van weten, ze wilden ten alle tijde met zijn drieën bij elkaar blijven. Wat er ook gebeuren zou. Vandaag de dag kan ik hun gevoelens en de reden voor hun beslissing wel begrijpen, maar op dat moment voelde ik zo’n enorme teleurstelling. Ik had geen zin meer om verder te gaan met het verzet en heb ons goed uitgewerkte plan en alle voorbereidingen direct geannuleerd.

Tijdens de verschrikkelijke periode die volgde, zouden onze families velen avonden samen door brengen. Soms bij ons thuis, maar in het laatste jaar meestal bij hun boven de slagerij. We speelden vaak en eindeloos Monopoly in de kamer die uitkeek op de Markt. De heer Van Gelderen had plezier in valsspelen, en hij vond het prachtig als wij hem hierop betrapten. Ondanks alles was hij nog steeds vrolijk, en we genoten van het samenzijn.

Beppie bracht de meeste zondagen door bij ons thuis. Mijn moeder kon geweldig koken en Beppie genoot van het eten bij ons thuis. Voor een avondmaaltijd ging mijn moeder broodjes maken en vroeg aan Beppie wat ze graag op haar brood wilde. Bijna altijd zei ze dan: “hammmmmmmmm alstublieft”. Onze familie zegt dat vandaag de dag nog steeds op die manier.

Op een dag heeft mevrouw Van Gelderen mijn moeder verteld dat Beppie vanwege haar geloof geen ham mocht eten. Na die tijd kreeg ze rundvlees, maar als het haar gevraagd werd, zei ze nog steeds “hammmmmmmmm alstublieft”. Toen mijn moeder er na de oorlog achter kwam dat de van Gelderen’s nooit zouden terugkeren was ze er ziek van, het duurde een lange tijd voordat ze herstelde.

Op die verschrikkelijke zondag – 18 oktober 1942 – was Beppie zoals gewoonlijk bij ons thuis. De Nederlandse politie ging de Van Gelderen’s in hun huis ophalen. Ze brachten Beppie’s ouders naar het politiebureau, die ook aan de Markt lag, recht tegenover onze drogisterij. Daarna kwamen ze naar ons huis om Beppie te halen, maar bij hoge uitzondering mocht Beppie de laatste nacht bij mij slapen. Ik herinner me dat we die avond de hele tijd elkaars handen vasthielden. Ik heb haar en de familie die avond helpen pakken, natuurlijk onder toezicht van de politie. De heer van Gelderen was er al op voorbereid en had bij een zeilmaker drie plunjezakken laten maken. Het komt mij allemaal als ik het nu schrijf zo absurd voor en krijg nog wroeging waarom ik toen niet meer gedaan heb. Maar niemand die het niet heeft meegemaakt kan zich voorstellen hoe het was. Angst, angst en nog eens angst!

De volgende ochtend na het ontbijt, gingen we samen naar het station van Maassluis. Onder politiebegeleiding gingen we naar Rotterdam, ik mocht mee met de trein. We waren allemaal diep onder de indruk en verslagen op de reis naar Rotterdam en zaten bij elkaar in een coupe. Op Rotterdam DP werden ze overdragen aan andere foute lieden, geen Duitsers. De fotograaf Coltof en zijn vrouw en Bep en haar ouders vertrokken allemaal op dezelfde dag. Ik zal nooit de heer Van Gelderen zijn laatste woorden vergeten: “We gaan naar onze nieuwe toekomst.” Niemand van ons wist toen van Hitlers kwade plan, de totale vernietiging van het Joodse volk. Ik mocht helaas niet verder meereizen dan Rotterdam en de volgende trein zou naar Amsterdam gaan. We namen allemaal afscheid van elkaar. Beppie en ik hebben alleen maar met de armen om elkaar heen gestaan. Ik geloof dat we allebei wisten dat dit afscheid voor altijd zou zijn.

Mij is verteld dat iedere Jood uit het westen van Nederland eerst naar de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam werd gebracht. Het verzet heeft nog geprobeerd – en soms succesvol – om kleine kinderen eruit te krijgen. Maar Beppie was geen kind meer en werd gezien als een volwassen vrouw twintig jaar oud.

Een paar dagen later kregen we een pakje toegestuurd van een sympathieke politieagent die in de Hollandsche Schouwburg werkte. In het pakje zaten horloges, vulpennen en Beppie’s ring. Er zat ook een briefje bij waarop stond: “met veel liefde van ons allemaal”. En onderaan het briefje, had de politieagent er bijgeschreven dat de familie gereed werd gemaakt voor vertrek richting Westerbork.

Wij hebben alle spullen in een doos gedaan en deze onder de vloer verstopt. We hadden een klein kantoortje achter in de drogisterij en daar verstopte we alles onder de vloer wat van waarde was. Dit voor het geval dat we gevangen zouden worden genomen of moesten vluchten. Nadat de oorlog voorbij was kregen we een brief van familie van de Van Gelderen’s, ene heer Drukker. Deze kwam later ook op bezoek om de spullen op te halen. Ik zie nog de handeling toen mijn vader alles tevoorschijn haalde en op de toonbank legde, met daartussen een onnozel ringetje van Beppie met heel klein steentje. Alles ging in één vegende beweging in de broekzak van het familielid. Dit was alles wat er van onze vrienden over was, zo dierbaar voor me. Het doet me nu nog steeds heel veel pijn nu ik het schrijf. Wij waren te vlug met terug geven, ik heb er nog spijt van, hoe gek het ook klinkt.

Na de deportatie in 1942, zijn wij nog één keer in het huis van Van Gelderen geweest. Ik nam vandaar een kleine kandelaar mee, die veel voor hun betekend had. Ik wilde niet dat iemand anders die mee zou graaien. Want niet lang erna kwamen er minder eerlijke mensen in hun huis om deze leeg te halen. Maar we waren te verdrietig om ons druk te maken. Uiteindelijk werd alles uit het huis gehaald en naar een opslag gebracht. Met de tijd zijn de meeste van de spullen van Van Gelderen op wonderbaarlijke wijze verdwenen.

Brief aan de familie Vrij van Harry Tertaas. (Stadsarchief Vlaardingen/Maassluis)

Direct na de bevrijding hebben wij contact opgenomen met het Rode Kruis en een aantal andere organisaties. Na een tijdje kregen we een brief van een meneer uit Amsterdam, hij schreef ons dat hij op dezelfde transport als Beppie en haar ouders had gezeten. Het was vreselijk triest! Hij vertelde ons dat zijn vrouw en dochter en Bep en haar moeder bij aankomst in Auschwitz onmiddellijk om het leven zijn gebracht. Hij en de heer van Gelderen moesten werken voor de Duitsers in een werkkamp, en hij kon ons vertellen dat de heer van Gelderen ongeveer twee maanden later aan een longontsteking was overleden.

Zo nu en dan waren er vreemde verhalen, dat Beppie ergens was gezien. Maar wij kenden de waarheid en zijn er nooit op ingegaan. We wisten dat ze nooit meer zouden terugkeren.

Dit zijn mijn ware herinneringen. Onze families waren met elkaar verbonden, en Bep was een deel van ons. Haar foto hangt bij mij aan de muur, samen met mijn vader en moeder, mijn broer, mijn twee echtgenoten en mijn twee zonen. Ik zal haar altijd blijven herinneren, samen met al die mij dierbaar waren.

Uit eerbetoon geplaatst op 18 oktober 2017, precies 75 jaar nadat de arrestaties in Maassluis plaatsvonden. Miep Dijkstra-Vrij stuurde mij dit verhaal in juni 2014 ten tijde van de voorbereidingen voor de Stolpersteine plaatsingen in Maassluis op 31 oktober 2014.

Miep is op 24 januari 2017 in Diever (Drenthe) overleden.

Gepubliceerd op:

woensdag 18 oktober 2017