Overval op Distributiekantoor – 1944

Maandag 10 april 1944 – Tweede Paasdag – een groep gewapende mannen van de Landelijke Knokploegen (LKP) overvallen in de vroege morgen het distributiekantoor gevestigd in Sursum Corda aan de Fenacoliuslaan 8. Ze maken zich uit de voeten met hun buit die bestaat uit een voorraad bonkaarten voor twee perioden. Tezamen met de LKP’ers vertrekt ook de Maassluise politieagent Jacob Huisman die betrokken was bij de overval. Na de oorlog schrijft hij nauwkeurig zijn belevenissen op in een artikel voor het verenigingsblad van de ‘Vereniging Voormalig Verzet LO-LKP Vlaardingen-Westland’ en hier heb ik heel dankbaar gebruik van gemaakt voor dit artikel.

De Nederlandse politie had gedurende de Tweede Wereldoorlog een behoorlijk negatieve reputatie. De nazi’s hadden aan het begin van de oorlog de Nederlandse agenten loyaliteit ten opzichte van Duitsland gevraagd, en vele gaven hieraan gehoor. Hierdoor ontstond het negatieve beeld bij de bevolking, schandalig dat zij als ‘Nederlanders’ meewerkten aan arrestaties van verzetsmensen en bij de deportatie van Joden.

Ook de Maassluise politie werd zo bekeken, ik geef een voorbeeld: het was de Maassluise gemeentepolitie die de families Van Gelderen en Coltof ophaalden in oktober 1942. Er zaten dus inderdaad een aantal ‘foute’ dienders tussen, maar gelukkig waren er ook nog steeds heel veel goede en betrouwbare politieagenten. Deze groep handelde naar de proclamatie die koningin Wilhelmina op 14 mei 1940 voor de Londense BBC had uitgesproken: “Doet allen, wat u mogelijk is in ’s lands welbegrepen belang. Leve het Vaderland!”

Eén van die goede dienders in Maassluis was de 30-jarige Jacob Huisman, geboren op 11 februari 1914 te Giessendam. Hij was in november 1940 naar Maassluis gekomen, benoemd tot agent van de gemeentepolitie. In de eerste maanden kwam hij er al snel achter dat het best lastig is om een eerlijk en fatsoenlijk politieagent te zijn. Dienst is dienst en een opdracht is een opdracht, maar geweten blijft geweten. Want soms moest hij opdrachten uitvoeren die hem principieel tegen de borst stuitten, maar hij voerde ze wel uit om op deze manier andere bevelen weer te kunnen dwarsbomen of saboteren. Iedere opdracht die Jacob Huisman kreeg, overdacht hij en woog deze af tegen zijn geweten.

Gedurende de oorlog, werden de Duitse maatregelen steeds strenger en groeide ook het verzet onder de bevolking. Jacob kreeg het zwaar, hij diende twee bazen, één voor de vorm en één met zijn hart. Hij vroeg zich steeds vaker af hoe lang hij dit nog kon volhouden? Een aantal van zijn ‘collega’s’ hadden al hun twijfels en vertrouwden die eerlijke Huisman niet meer. Hij besefte zich dat hij dit dubbelspel niet lang meer kon volhouden, het moest binnenkort wel fout gaan. Maar met de woorden van koningin Wilhelmina in zijn hart was de te nemen keuze niet zo heel moeilijk.

Kapper P.C. Molenaar op de Zuidvliet Zuidzijde

LO in Maassluis
In augustus 1943 was Jacob, na een bezoek aan kapper P.C. Molenaar op de Zuidvliet 5, uitgenodigd om ’s avonds bij hem langs te komen. Jacob wist dat kapper Molenaar betrouwbaar was en zijn hart op de juiste plaats had zitten. Die avond zat Jacob in de huiskamer van de kapper, achter de kapsalon. Waar buiten de kapper nog 5 heren zaten, te weten: ds Frits Slomp (verzetsnaam Frits de Zwerver), A.W. Bijl, ds K.W. Derksen, ds. de Keijzer en de Maassluise gemeenteambtenaar Jan Willem Bouwman, de leider van het Maassluise verzet.

Jan Willem Bouwman, in het verzet Henk Jansen genoemd (Leens (Gr.), 8 december 1899 – Haren (Gr.), 19 december 1978) en wonende aan de Haven 17 rood. Bouwman was na de Geuzen de grondlegger van het georganiseerde verzetswerk in Maassluis. Hij was leider van de L.O. (Landelijke Organisatie voor hulp aan Onderduikers) voor het district Maassluis, Maasland en Rozenburg.

Ze maakten die avond afspraken over een plaatselijke afdeling van de Landelijke organisatie voor hulp aan Onderduikers (LO) om in Maassluis onderduikers onder te brengen. Met name jonge mannen die niet voor de Arbeitseinsatz in Duitsland wilden gaan werken in de oorlogsindustrie. Ook spraken ze af dat de heer Bouwman contactpersoon voor de LO in Maassluis werd en Jacob hem ging helpen om gastgezinnen en onderduikadressen te verzamelen.

Fredrik (Frits) Slomp, in het verzet Frits de Zwerver of ook wel Ouderling Van Zanten genoemd (Ruinerwold, 5 maart 1898 – Vaassen, 13 december 1978) was een Nederlandse, gereformeerde predikant en verzetsstrijder en organisator van de hulp aan onderduikers tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Door de invoering van de Tweede Distributiestamkaart, die gekoppeld zat aan het persoonsbewijs – een maatregel van de hoogste vertegenwoordiger in Nederland van de SS Hanns Albin Rauter om de vele onderduikers tegen te gaan – werd het steeds lastiger om aan distributiebonnen te komen. Zodoende zag de LO zich genoodzaakt om regelmatig distributiekantoren te gaan overvallen. De voorbereiding en uitvoering hiervan werd uit handen gegeven aan de Landelijke Knokploegen (LKP).

Een naoorlogse foto van het gebouw Sursum Corda

LKP in Maassluis
Eind maart 1944 kreeg Jacob bezoek van Jan Willem Bouwman, die hem uitnodigde om binnenkort bij hem thuis te komen voor een ontmoeting met Johannes Post, de leider van de Landelijke Knokploegen. Er werd namelijk een overval beraamd op het distributiekantoor van Maassluis, die gehuisvest was in het voormalige CJMV (Christelijke Jonge Mannen Vereniging) gebouw ‘Sursum Corda’ aan de Fenacoliuslaan 8. Jacob wist als politieagent, die in het distributiekantoor regelmatig een bewakingsdienst moest draaien, immers goed de weg en dus was zijn hulp was welkom.

Johannes Post, in het verzet Hemke van der Zwaag of Johannes van Setten genoemd (Hollandscheveld, 4 oktober 1906 – Overveen, 16 juli 1944) was een gewapend verzetsleider tijdens de Tweede Wereldoorlog die een belangrijke functie had bij onder meer de Landelijke Knokploegen (LKP). Samen met zijn twee jaar oudere broer Marinus en vriend Jan Wildschut voerde Post tal van acties uit. Hij werd door de Duitsers in de vroege ochtend van 15 juli 1944 gearresteerd en op 16 juli 1944 geëxecuteerd in de duinen van Overveen.

Jacob ging in op de uitnodiging en al twee dagen later zat hij bij Bouwman thuis (aan de Haven 17R boven de kolenhandelaar Sytze van Heijst) tegenover Johannes Post en diens maat Nol Wildschut. De mannen praatten lang over de te plegen overval en waren het erover eens dat het geen gemakkelijke klus wordt, maar Johannes Post bleef volhouden dat na Zwijndrecht, Poortugaal, Rhoon, Oud-Beijerland, Lisse en Den Haag, het Maassluise distributiekantoor nu aan de beurt was. “Het moet gewoon, er ligt zo’n grote voorraad bonnen die in handen moet komen van het verzet. Ondanks de bewaking en (ondanks) alle bezwaren.”

Ze spraken af om in de nacht van 16 op 17 april het plan van de overval uit te voeren. Ze waren van plan om de kluis via het plafond in te gaan. Jacob kreeg de opdracht mee om de komende twee weken extra zijn best te doen om zo in een goed daglicht bij zijn NSB-chefs te komen. Ook vroeg Johannes aan Jacob, om met twee stukken zeep een afdruk te maken van de voordeursleutel van Sursum Corda. Hij kende dan wel weer een mannetje binnen de LKP die met deze afdruk een perfecte kopie kon maken.

De komende dagen kon Jacob nergens anders aan denken dan aan de geplande overval. “Hoe spelen we het klaar? Wat doen we met de conciërge en zijn vrouw, het echtpaar Hokken?” Jacob probeerde ingeroosterd te worden voor de dienst in de nacht van 16 op 17 april, maar helaas, hij werd niet ingedeeld voor de bewaking van de kluis. Het hele plan was gevaarlijk, want achter de vergrendelde voordeur zaten altijd twee gewapende politieagenten bij een alarmknop en een rechtstreekse telefoonlijn naar het politiebureau op de Markt. Bij het minste of geringste gingen de sirenes van het luchtalarm loeien. Jacob bleef maar met de problemen rondlopen en hoe hij de feiten ook bekeek, hij zag geen andere optie dan met geweld het gebouw binnen te dringen.

Definitieve datum
Tot hij op 6 april het nieuwe dienstrooster in handen kreeg en hij leest dat hij op maandag 10 april – tweede Paasdag – de vroege dienst heeft gekregen van ’s morgens 06.00 uur tot ’s middags 14.00 uur. Hij moest die dienst draaien samen met een burger, Dhr. Grootendorst, die speciaal aangesteld was voor de bewaking van de kluis. Dus waarom zouden ze de overval niet op die tweede Paasdag doen? Met dat idee stapte Jacob naar Bouwman, die ervoor moest zorgen dat Johannes Post zo spoedig mogelijk naar Maassluis kwam.

Om niemand onnodig in gevaar te brengen ging Jacob de avond voorafgaand aan de overval nog even langs bij Frits Schiebelhout, administrateur bij het distributiekantoor en zijn door en door betrouwbare contactpersoon. Van de enthousiaste Schiebelhout kreeg Jacob te horen dat de kluis vol ligt met distributiebonnen voor twee perioden, namelijk de periode van 15/04 tot 15/05 en de periode van 15/05 tot 15/06. Een gunstigere optie dan die tweede Paasdag viel dus eigenlijk niet te bedenken. Tevens kreeg Jacob het verzoek om een zwart houten kistje uit de kluis mee te nemen. “Daar zitten mijn tabaksbonnen in, da’s mijn afdeling en daar klopt niet meer van.”

Helaas was Johannes Post zelfs voor zijn eigen mensen erg moeilijk te bereiken, omdat hij van het ene naar het andere schuiladres trok om uit de handen van de nazi’s te blijven. Op Goede Vrijdag had Jacob nog steeds niets van Johannes gehoord en de spanning steeg dus. Maar op eerste Paasdag zag Jacob Huisman een man door Maassluis wandelen die hij kende, ondanks de bril en de Garibaldihoed herkende hij Johannes Post. Bij het passeren deden de beide mannen alsof ze elkaar niet kenden, maar ze wisten genoeg. Johannes was toch nog naar Maassluis gekomen, hier had Jacob niet meer op gerekend. Als hij dit had geweten, dan had hij zijn ouders en verloofde gewaarschuwd om een poosje ergens te gaan logeren.

Middelste pand is Haven 17 met boven het woonhuis (17R) van de familie Bouwman

Laatste briefing
’s Nachts ging Jacob afscheid nemen van zijn verloofde Johanna Joosten, die bij bakker Prins aan de Noordvliet 27zw logeerde. “God behoede je”, fluisterde zij hem toe toen hij vertrok. Jacob fietste naar het huis van Bouwman aan de Haven en boven aangekomen trof hij in de huiskamer zo’n 10 mannen van de LKP die al op hem zaten te wachten. Opgelucht met zijn komst vertelden ze hem gelijk dat de overval morgen doorgaat. De wapens waren al gebracht door Dina Post-Salomons, de echtgenote van Johannes Post, die ze onder haar kleding met de trein van Den Haag naar Maassluis mee had genomen. Na de wapens afgeleverd te hebben was Dina meteen terug naar Den Haag.

Jacob keek de kamer rond en herkende op drie mannen na de LKP leden: Marinus Post (de broer van Johannes), de broers Nol en Jan Wildschut, en twee mannen die vanwege hun Joods bloed in de buurt waren ondergedoken en Toon Thielen uit Maasland.

Na de overval zou Jacob met Marinus meegaan naar een onderduikadres in Den Haag. Ook Marinus had een belangrijke positie binnen de LKP en werd daarom (ook) gezocht door de SD. Bij de overval op het distributiekantoor Maassluis zou Marinus de leiding hebben.

Marinus Post, in het verzet Evert genoemd (Hollandscheveld, 3 augustus 1902 – Alkmaar, 17 november 1944) was een Nederlands verzetsstrijder tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hij was de twee jaar oudere broer van Johannes Post en gaf leiding aan een knokploeg die in het hele land risicovolle acties uitvoerde. Op 20 oktober 1944 – terwijl de geplande liquidatie van de Tsjechisch-joodse Sipo-agent Rudi Pollak aanstaande was – werd een bewapende Marinus Post in Amsterdam gearresteerd en op 17 november 1944 in Alkmaar gefusilleerd.

Jacob legde het plan voor de overval aan de mannen uit. Vanzelfsprekend want hij was het best op de hoogte van de situatie op het Maassluise distributiekantoor. “Alle fietsen, op die van Marinus en mij na, nemen jullie mee de hal in van het distributiekantoor. Ik zal zorgen dat de voordeur van het slot is. De laatste die binnenkomt draait de deur weer op slot. Conciërge Hokken en zijn vrouw zijn niet thuis en de telefoon is defect, dus dat is een hele zorg minder! De alarminstallatie werkt echter wel. Eén van jullie neemt plaats bij de witte knop. Dat zodra de sirene dreigt te gaan loeien, je hem met die knop kan uitschakelen. In de kluis zijn namelijk elektrische draden aangebracht, die contact kunnen maken en zo de alarminstallatie in werking stellen.”

Op een plattegrond, die hij van het gebouw geschetst had, wees Jacob het gedeelte van de vloer op de 2e etage aan dat het plafond van de kluis vormt. “Het is gelukkig niet van gewapend beton. Met boren, schrobzagen en een koevoet, moet het binnen een kwartier lukken om een gat te maken waar een man doorheen kan. Die laat zich dan in de kluis zakken en geeft alles door naar boven. De bonnen gaan daarna in jute zakken en achter op de fietsen mee!”

Nadat alle details besproken waren wenste Jacob de groep, die bij de familie Bouwman bleven slapen welterusten en vertrok naar zijn kosthuis aan de Fenacoliuslaan dat gerund werd door weduwe Broos en haar ongehuwde dochter Sjaan. Hij zette zijn wekker op kwart voor vijf en dook nog even onder de dekens.

De overval
Bij het afgaan van de wekker was Jacob meteen wakker, hij kleedde zich aan en ging de deur uit. Hij zette zijn fiets alvast in de buurt van het distributiekantoor en wandelde door naar het politiebureau op de Markt. Keurig op tijd stapte hij binnen, waar zijn collega Haakma al aanwezig was. Op het bureau praatten de collega’s wat over de Engelse bommenwerper die de vorige dag was neergehaald. “Zeven man hebben kans gezien om het toestel te verlaten. Wij moeten meehelpen ze te vinden, maar van de RAF-bemanning is geen spoor te vinden.” Door deze gebeurtenis was er onrust bij de Duitsers die met vele(n) aan het zoeken waren in en om Maassluis. Jacob en de ploeg LKP’ers moesten hier rekening mee houden.

Jacob pakte zijn dienstwapen uit zijn kastje en wandelde via de Wip richting de Fenacoliuslaan. Al lopend door de Taanstraat floot hij het deuntje ‘Ferme jongens, stoere knapen’, het afgesproken seintje om de overval in gang te zetten. Hij zag dat iedereen op zijn post stond, Nol hield zich schuil bij de muziektent aan de overzijde en tussen de huizen zag hij in de schaduw de andere LKP’ers. Jacob belde aan en er werd opengedaan door de twee collega’s die hij moest aflossen, even schrikken want één was een politie collega, maar de ander droeg een armband van de Landwacht. Dit was een paramilitaire organisatie, in 1943 door de NSB opgericht, die regelmatig door nazi’s werd gebruikt als hulppolitie. Nadat de beide heren vertrokken waren draaide Jacob de buitendeur op slot, maar in dezelfde beweging draaide hij hem ook weer van slot.

Hij liep de trap op naar de 1e verdieping waar hij Grootendorst trof, hij bood hem na de begroeting zijn shagdoos aan. Terwijl Grootendorst een shaggie van hem draaide, zei Jacob “Ik ga nog even naar de wc” en liep naar beneden. Grootendorst keek hem na en Jacob dacht “Zou hij iets vermoeden? Zou hij doorhebben dat ik niet naar het toilet ga? De wc maar even doortrekken.” Beneden opende hij zachtjes de voordeur en Nol kwam naar binnen. Jacob vroeg Nol, die aan de overkant op de uitkijk had gestaan, welke richting de Landwachter was opgegaan. Gelukkig niet richting de Markt, hij was gerustgesteld, de overval was nu echt begonnen.

Jacob liep luidruchtig de trap weer op terug naar Grootendorst. Als deze de shagdoos teruggeeft, ziet hij plots achter Jacob gewapende LKP’ers staan die met sokken over de schoenen naar boven waren geslopen.

Het kostte de LKP’ers weinig moeite om de twee mannen te overmeesteren, want ook Jacob werd om de schijn op te houden naar de grond gewerkt. Beide werden vastgebonden en kregen een prop in de mond en uit de buurt van de alarmknop op de vloer gelegd. Eén van de LKP’ers bleef achter om de twee te bewaken en de rest ging naar boven. Tot nu toe liep alles volgens plan.

Daar lag Jacob dan, gespannen luisterde hij naar de geluiden boven zijn hoofd. Hij had het idee dat het geluid van de schrobzaag huizen ver te horen moest zijn. Al snel was er een gat in het plafond, maar helaas ze zaten naast de kluis. De mannen hadden de tekening niet goed voor zich. Er werd overlegd en al snel hoorde Jacob weer zagen en hoorde de plafond stukken in de kluis vallen. Toon Thielen stond op de 2e verdieping bij de witte knop.

Even was het nog schrikken, Jacob hoorde buiten een auto stoppen waar luidruchtige Duitsers uitstapten. Waarschijnlijk Kriegsmarine officieren die thuiskwamen van een avondje stappen en gehuisvest waren in de geconfisqueerde Minister de Visserschool aan de overzijde. Gelukkig hadden ze niets in de gaten en werd het al snel weer stil. Na drie kwartier stapte Marinus plots de kamer binnen en zei tegen de mannen: “Jullie doen er goed aan zo weinig mogelijk tegen de Duitsers te zeggen.” Marinus wendde zich specifiek tot Jacob en zei als een ervaren acteur: “Het is jammer dat we je in moeilijkheden hebben gebracht, maar je zult begrijpen dat wij die bonnen hard nodig hebben. Waarom ga je eigenlijk niet met ons mee? Als de Duitsers je niet geloven deinzen ze nergens voor terug.” Jacob speelde het spelletje mee: “Meegaan? Met jullie?” Maar lang duurde het niet voor hij er mee instemde en even later was hij los, pakte zijn uniformjasje op en liep naar de hal beneden.

Daar stond de hele groep met de grote buit in jutezakken klaar voor vertrek. Ineens herinnerde Jacob zich dat ze hadden afgesproken om Grootendorst beneden in een afgesloten ruimte achter te laten. Marinus liep terug naar boven om te kijken en vond dat hij daar geen gevaar ging opleveren en liet het zo.

De eerste die de voordeur uit ging was Jacob, want mocht er op dit vroege tijdstip iemand op straat zijn dan zou een politieagent voor het distributiekantoor geen argwaan wekken. En zijn voorzichtigheid was niet voor niets, want de timmerman van Baalen liep met zijn geit door de Taanstraat om deze naar het grasveldje te brengen achter de muziektent tegenover Sursum Corda. Jacob wenkte de timmerman om rechtsomkeert te maken. Eerst bleef hij nog even staan te kijken, maar bij het zien van de mannen met jutezakken achter op hun fietsen snapte hij dondersgoed wat er aan de hand was en liep zo snel mogelijk terug met zijn geit achter zich aan sleurend. Marinus kwam als laatste naar buiten en sloot de deur van het gebouw achter zich.

Op de vlucht
De acht LKP’ers haastten zich over de Markt, Noordvliet en de Trekkade richting landelijk Maasland om zo in Delft te komen. Jacob en Marinus wandelden naar de werkplaats van Ben van de Brug waar hun fietsen stonden. Voor de zekerheid strooide Jacob preventief nog wat peper, om het eventueel zoeken met een speurhond lastiger te maken. Marinus en Jacob vertrokken in de richting van de Weverskade om via de Gaag naar Delft NS station te komen, waar zij op de trein wilden stappen richting Den Haag.

Halverwege de Westgaag hoorden de beide mannen een sirene gaan. Grootendorst had de alarmknop toch weten te bereiken en deze ingedrukt. Later bleek dat hij nog even had gewacht om de overvallers een redelijke voorsprong te geven, maar uiteindelijk toch gedrukt had omdat hij bang was dat de Duitsers hem anders ook zouden gaan verdenken. Enkele minuten na de sirene van het distributiekantoor ging ook het luchtalarm van Maassluis loeien.

De acht LKP’ers met de jutezakken werden hierdoor nerveus en durfden niet veel verder te fietsen met hun kostbare lading. Ze verstopten de zakken met de distributiebonnen in een rietkraag langs de slootkant, maar een tuinderszoon zag de mannen de jutezakken verstoppen en werd in vertrouwen genomen. De jongen waarschuwde zijn vader en die bracht de zakken naar een oude schuur om ze daar te verstoppen onder het hooi, waarna de mannen snel doorgereden zijn naar Delft.

Marinus en Jacob, ook nerveus door het alarm, overlegden met elkaar wat te doen. Marinus kon zich als aannemer Wehrmachtswerken legitimeren en droeg ook een NSB-speldje. Ze fietsten door over de Oostgaag waar Jacob afstapte bij de boerderij ‘Duivenvlugt’. De boer, Jan van der Kooy, die hij in de koeienstal aantrof, snapte de noodzaak en bood hem een schuilplaats aan op de zolder boven de koeienstal. Marinus fietste alleen door naar Delft waar hij zich bij het station met een “Houzee kameraad!” aansloot bij een WA-officier en zo ontkwam aan een strenge controle en veilig in Den Haag aankwam.

Consternatie in Maassluis
Doordat in heel Maassluis het luchtalarm was gaan loeien ontstond er al vroeg een grote consternatie op straat. Geen vliegtuigen, maar toch het luchtalarm? Alleen timmerman van Baalen wist wat er aan de hand was, maar als een goede Nederlander wist hij ook dat hij beter even kon zwijgen over datgene hij die morgen had gezien. Toch ging al heel snel het gerucht door Maassluis dat het distributiekantoor was overvallen en er duizenden bonkaarten waren meegenomen. Steeds meer mensen kwamen naar buiten en was het verhaal over de spectaculaire bonnenroof en de ontsnapte overvallers bekend door heel Maassluis.

Aan de Dr. Kuyperkade 28, in de Kommandopost Ordnungspolizei waren ze door de overval in rep en roer. Een afdeling van de Sicherheitsdienst (SD) kwam vanuit Rotterdam naar Maassluis en wilden per se alle schuldigen en betrokkenen oppakken en verhoren. Grootendorst die alarm had geslagen was zo’n getuige en die werd als eerste aangehouden, maar na een kort verhoor al snel weer vrijgelaten.

Na een paar dagen waren de jutezakken bij de tuinder opgehaald door verzetsmensen die bij de Delftse politie zaten. Met een politiemotor en zijspan zijn de zakken naar het verzet in Delft gebracht. Later zou blijken dat de LKP tijdens de overval inderdaad voor twee perioden – zo’n 20.000 – bonkaarten zou hebben buit gemaakt uit de Maassluise kluis. De overval was geslaagd.

Arrestaties
De dagen erna heeft de SD meerdere arrestaties in Maassluis verricht. Als één van de eerste werd Johanna de verloofde van Jacob gearresteerd, maar ook zijn ouders in Giessendam werden opgepakt. Die morgen werden rond 11.30 uur twintig distributieambtenaren in een overvalwagen meegenomen naar Rotterdam. De meesten van hen kwamen na een paar dagen alweer vrij, maar voor de heer Harry van Dun (chef uitreiking distributiekaarten) liep het helaas anders. Deze werd verantwoordelijk gehouden en naar Duitsland afgevoerd, de heer Van Dun overleed door uitputting op 5 februari 1945 in het concentratiekamp Groß-Rosen te Polen.

Jacob Huisman stond na de overval op de opsporingslijst van de SD. In het Nederlands Algemeen Politieblad van 16 april 1941 liet korpschef Filip Caspers een opsporingsbericht plaatsen: “De korpschef van de gemeente Maassluis verzoekt om opsporing, aanhouding en voorgeleiding van Jacob Huisman, alsmede van de andere onbekende daders van de overval en tevens in beslagname van het ontvreemde.” Ook werd er aandacht aan besteed door Radio Scheveningen die in Duitse handen was. In Engeland werd dit bericht opgevangen en meteen geplaatst in de diverse illegale bladen, zoals ‘Vrij Nederland’.

Arend Vermeulen
Na drie weken op de Maaslandse boerderij te hebben doorgebracht, werd Jacob naar Berkel en Rodenrijs gebracht. Hij kreeg onderdak bij een boerderij waar ook twee vliegers zaten die eerste Paasdag in Maassluis waren ontkomen. Jacob kreeg hier van de LO een vervalst persoonsbewijs op de naam van Arend Vermeulen en gaat aan de slag voor de LKP. In oktober 1944 moest hij weer vluchten omdat de bezetters, die na Dolle Dinsdag wisten dat ze de verliezende partij waren, er een waar schrikbewind op na hielden dat zelfs zijn gastgezin moest vluchten. Jacob is naar Giessendam teruggekeerd en heeft daar ook weer via de LO onderdak gekregen op de boerderij van de familie Schakel. Hun zoon Maarten Schakel was de commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten te Gorinchem en die bood Jacob een rang aan welke hij vervuld heeft tot het einde van de oorlog op 5 mei 1945.

Zijn verhaal
In 1959 heeft Jacob Huisman zijn verhaal verteld aan de Nieuwe Leidsche Courant die het publiceerde. In 1966 heeft hij zijn verhaal ook laten opnemen in het verenigingsblad van de Vereniging voormalig verzet LO-LKP Vlaardingen-Westland. De laatste keer dat hij zijn verhaal heeft verteld was aan de Historische Vereniging Maassluis in 1994. Jacob Huisman is na de oorlog met zijn Johanna getrouwd en in Sliedrecht gaan wonen, waar hij op 14 augustus 2005 op 91-jarige leeftijd is overleden.

QUOTE – “Het echte moment van vrijheid kwam pas bij het aanbreken van de dag op zaterdag 5 mei 1945. Toen op de boerderij waar ik ondergedoken zat onder aan de trap naar de zolder de boerin Marie heel luid in dolle vreugde de kreet slaakte: “Arend, Arend, we zijn vrij!!!” Echt om nooit te vergeten, wat waren we blij. Telkens als ik later op het punt stond in mineur te klagen, hoorde ik weer: “Arend, Arend, we zijn vrij!!!””

Met dank aan en geraadpleegde bronnen:
  • Bernhard Bouwman en Berit de Groot voor het  persoonlijke verhaal over vader en overgrootvader Jan Willem Bouwman
  • Jacob Huisman – Overval op sokken – persoonlijk verhaal uit 1995
  • S. Blom, Maassluis tijdens de oorlogsjaren en na de bevrijding, Interbook International 1972
  • Historische Vereniging Maassluis (HVM)
  • Museum Maassluis
  • Vereniging voormalig verzet LO-LKP Vlaardingen-Westland
  • Wikipedia – De vrije encyclopedie
  • Noah P.M. van de Velden – Tekstcorrectie

Gepubliceerd op:

woensdag 30 november 2022