Sjaak Boezeman – De Maassluise Geus

Sjaak Boezeman werd geboren op 19 december 1914 in Utrecht als Jacobus Johannes Wilhelmus Boezeman. Hij was de 2e zoon van Gerhard Th. J. Boezeman en Maria J. Ballings. Vader was Groninger, zoon van een te jong overleden (stoom-) machinefabrikant en zijn moeder was de dochter van een reizende handelaar uit Belgisch Limburg (een zogenaamde Teut) die in Gorinchem was blijven hangen. Het gezin Boezeman bestond uit vijf kinderen: Leny, Gerhard, Sjaak, Toos en Jan. Sjaak’s vader was tot 1919 bedrijfsleider van de motorenfabriek van fabriek Louis Smulders & Co in Utrecht, beter bekend als ‘Jaffa Utrecht’ waar het gezin in een bedrijfswoning op het fabrieksterrein woonde.

Sjaak Boezeman

Van Raalt Machinefabriek en Constructiewerkplaatsen
In 1918 overleed J. van Raalt, eigenaar van ‘Van Raalt Machinefabriek en Constructiewerkplaatsen’ aan de Spaanse griep. Sjaak’s vader werd daar in 1919 als bedrijfsleider aangesteld, het gezin verhuisde uit Utrecht via Vlaardingen naar het herenhuis uit de 19e eeuw aan de Noordvliet 28 in Maassluis. Door de recessie in 1920 kwam het bedrijf in zwaar weer terecht en kocht Sjaak’s vader het via de bank van de erven Van Raalt. Het bedrijf was gevestigd op de Geerkade in Maassluis. Op 18 maart 1943 werd de fabriek gedeeltelijk verwoest door een bombardement dat eigenlijk voor de Witol olieraffinaderij bedoeld was. Na de oorlog werd het bedrijf aan de Heldringstraat gevestigd en is tot 1980 in eigendom van de inmiddels uit Maassluis vertrokken familie Boezeman geweest.

De kinderen Boezeman groeien op in Maassluis. Leny werd onderwijzeres, Gerhard werktuigbouwkundig ingenieur bij Rijkswaterstaat, Sjaak boekhouder in het bedrijf van zijn vader en Toos verloskundige. Het jongste zoontje Jan was al voor de verhuizing uit Utrecht overleden. Sjaak was een rustige, enigszins gesloten jongeman die gek was op vissen in het waterrijke gebied rond Maassluis. Hij kreeg verkering met Catharina van Schie waar hij zich later mee verloofde.

De Geuzen
Het was aan het einde van de zomer 1940 dat Sjaak, via de Vlaardinger Ary Kop, betrokken raakt bij de activiteiten van het Geuzenverzet van de Schiedammer Bernard IJzerdraat. De Geuzen opgericht in Vlaardingen waren de eerste verzetsstrijders in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Al direct na het begin van de oorlog kwamen zij in opstand tegen de Duitse bezetter. Het Geuzenverzet leende hun strijdbare naam van de historische Geuzen uit de Tachtigjarige Oorlog. Sjaak was als Maassluizer, lid van de wandelclub Flardinga en was dus een wandelmaatje van Ary Kop. Hij kreeg de leiding over het Maassluise Geuzenvendel. Er werden wapens verzameld die in de fabriek van zijn vader bij het Kerkplein aan de Geerkade in Maassluis werden verborgen. De wapens werden voor een deel als ‘machineonderdelen’ via Van Gend & Loos bezorgd. Sjaak’s broer Gerhard kon vanwege zijn werk bij Rijkswaterstaat redelijk onbelemmerd op zijn motor door Nederland reizen en leverde bij Sjaak pistolen af. Welke bij de demobilisatie van het Nederlands leger op het terrein van Scheepswerf De Schelde in Vlissingen verborgen waren.

Een spannende gebeurtenis was het toen Gerhard met zijn motor over de verkeersbrug tussen Dordrecht en Zwijndrecht reed en door een Duits soldaat werd gesommeerd om te stoppen voor controle. Maar aangezien hij in zijn zijtassen wapens vervoerde negeerde hij het stopsignaal en verdween vol gas uit het zicht van de Duitser. Hij was zeer opgelucht dat de oprit van de brug een scherpe bocht naar links maakte waardoor hij snel buiten het schootsveld van de Duitser was. Gerhard was zo geschrokken dat hij nooit meer naar Vlissingen reed om wapens te halen. Wat er met alle verzamelde wapens is gebeurd is tot op heden niet bekend, ze zijn in ieder geval nooit op de fabriek gevonden. Wel heeft Sjaak kennelijk nog kans gezien om voor zijn arrestatie een mitrailleur in een waterdichte kist in De Geer bij de Gele Brug (Hellinggatbrug) in Maassluis te gooien. De mitrailleur werd door de Gestapo opgedregd, naar aanwijzingen van een ‘Maassluizer’.

Oranjehotel
Maandagmorgen 2 december 1940, Sjaak wordt op de fabriek door de Sicherheitspolizei (Sipo) gearresteerd. Deze brengen hem naar het hoofdbureau van politie in Rotterdam aan het Haagsche Veer. Hier kwam hij zijn achterbuurman tegen, loodgieter Kabel die op 2 oktober was gearresteerd voor het verspreiden van illegale pamfletten. In het voorbijgaan kon Sjaak hem nog snel toefluisteren “Kabel ik zeg niks hoor!” Lang zou hij niet in Rotterdam blijven en werd al snel naar de ‘Polizei- und Untersuchungsgefängnis Scheveningen’ gebracht, ook wel bekend als het ‘Oranjehotel’. Want zodra bekend werd dat er in deze cellenbarakken bijna uitsluitend verzetsmensen werden opgesloten, kreeg het de naam Oranjehotel. Wie ooit de naam Oranjehotel voor het eerst heeft gebruikt om er de Scheveningse gevangenis mee aan te duiden is nooit achterhaald. Maar het was tegelijk een erenaam als een codenaam. De omstandigheden in het Oranjehotel waren ronduit slecht te noemen. De gevangenen leefden ongezond en waren hun leven niet zeker, ze waren overgeleverd aan de nukken van de Duitsers. In de winter van 1940-1941 ontdekte een van de bewakers dat er op de buitenpoort van de strafgevangenis met grote letters was gekalkt: “In deze bajes zit geen gajes maar Hollands glorie potverdorie”. De gevangenisdirecteur was zo bijdehand om de poort schoon te laten maken door twee gevangen. Deze vertelden het versje door aan de andere gevangenen en binnen de kortste keren wist iedereen binnen en buiten het Oranjehotel ervan.

De celdeur van cel 333 in het Oranjehotel te Scheveningen

Die vreselijke nacht
Boezeman zat een maand vast in cel 333 zonder te weten hoe of wat er met hem zou gaan gebeuren. Op 19 december vierde hij zijn 26e verjaardag samen met zijn celgenoot Joost den Boon, een Geus uit Lekkerkerk. Maar op de avond van woensdag 8 januari 1941 werd hij om 23.05 uur onverwacht uit zijn cel gehaald, Sjaak sliep al. Hij werd, samen met Jan Smit uit Vlaardingen, voor verhoor meegenomen naar het Binnenhof. Op het Binnenhof werd hij verhoord door de Sicherheitsdienst (SD) Polizisten Krämer, Makowski, Zinkel en waarschijnlijk ook Sipo Untersturmführer en Kriminalinspektor Knorr. Ernst Knorr stond bekend om zijn gewelddadige manier van verhoren, maar in het geval van Boezeman zou het Erich Zinkel zijn geweest die het martelen voor zijn rekening nam. Althans dit verklaarden Krämer en Makowski na de oorlog bij hun arrestatie tijdens verhoor. Om 03.15 uur werd Boezeman in bewusteloze staat door Makowski in Scheveningen teruggebracht en deze vertelde de Hollandse bewakers dat Boezeman zou hebben geprobeerd om zijn eigen polsen door te snijden en verbood hen om Boezeman te helpen. Om te voorkomen dat hij nog een zelfmoordpoging zou doen stopten zij hem tijdelijk in andere leegstaande cel, nummer 344. In het Nachtmeldebuch vinden we bij deze datum de volgende notities, geschreven door de Hollandse bewaker Albert Schaap:

Voor verhoor werden gehaald om 19.00 uur Falkenberg, jakobus cel 712, Van Wijk, Jan cel 439, Beyer, Freder. cel 724. Om 23.05 Smit, Johann cel 590, Boezemann, Jak. cel 333… Teruggebracht werden… om 3.15 Smit, Joh. en Boezemann, Jakob. De gevangene Boezemann, Jakob werd in bewusteloze toestand ingeleverd door de SD-beambte Makowski. Op mijn vraag kreeg ik ten antwoord dat B. geprobeerd had met een scheermes zijn polsslagaders te openen. Om verdere zelfmoordpogingen te verhinderen heb ik B. onderzocht en in een lege cel 344 gestopt.

Zodra Makowski weg was besloot Schaap om samen met zijn collega Groen toch bij Boezeman te gaan kijken. Bij het betreden van de cel was Boezeman even bij kennis en vertelde de bewakers hoe hij was geslagen en dat ze zijn polsen hadden doorgesneden. Schaap zag het met bloed doordrenkte verband om de polsen en overhemd. Schaap heeft Boezeman toen uitgekleed en hem schoon ondergoed aangetrokken. Bij het uitkleden schrok hij van de vele wonden en bloeduitstortingen op zijn rug. Doordat ze ook zijn gezicht kapot hadden geslagen en het bloed hem uit de mond liep kon Sjaak niet meer fatsoenlijk praten. Die nacht zijn Schaap en Groen nog een paar keer bij hem gaan kijken en iedere keer wanneer hij bij kennis was gaven ze hem wat water. Helaas het mocht niet baten, op donderdag 9 januari 1941 om 10.00 uur in de ochtend, overleed Jacobus Johannes Wilhelmus Boezeman in cel 344 van het Oranjehotel te Scheveningen. De eerste Geus was gevallen door de martelingen van de Duitse bezetter omdat hij stug bleef zwijgen.

De SD Polizisten hadden als doodsoorzaak een hartstilstand voorgewend en brachten snel het stoffelijk overschot, zonder het de familie te vertellen, naar het crematorium in Velsen om het de volgende dag al te laten cremeren en zo de sporen van de mishandeling uit te wissen. De directeur van het crematorium bemerkte dat de doodsoorzaak van Sjaak niet deugde. Daarom heeft hij de urn met as tot na de oorlog bewaard, zodat deze uiteindelijk op 24 mei 1946 in het familiegraf van Boezeman op oude de R.-K. begraafplaats kon worden bijgezet. De oude R.-K. begraafplaats welke lag aan het Kerkhoflaantje, ter hoogte van de huidige kruising Mgr. W.M. Bekkerslaan met de H.R. Holststraat. Halverwege de jaren zestig is het familiegraf met stoffelijke resten van Sjaak en zijn ouders overgebracht naar de nieuwe R.-K. begraafplaats St. Barbara aan het Reviusplein. Een aantal jaar later is er bij de familie nog een verzoek van de Oorlogsgravenstichting gekomen, om de urn van Sjaak bij te zetten op het Ereveld Loenen. Hier is de familie toen niet op ingegaan, volgens hun handelend in de geest van Sjaak’s ouders, welke altijd hadden gezegd: “we blijven bij elkaar”.

Sjaak’s verloofde Catharina (Tine) Johanna Maria van Schie is na de oorlog gehuwd en heeft kinderen gekregen. Maar Tine bezocht tot op hoge leeftijd ieder jaar op 4 mei tijdens de Dodenherdenking Sjaak’s graf. In oktober 2022 is het graf alsnog geruimd en is Sjaak samen met zijn ouders naar het Ereveld in Loenen gebracht.

Het Boezeman-familiegraf op de oude r.-k.-begraafplaats in Maassluis

Sjaak’s vader had hem al meerdere keren gevraagd om alsjeblieft voorzichtiger te zijn. Nog liever had hij gezien dat zijn zonen zouden stoppen met de verzet activiteiten. Mogelijk had dit te maken met het voorval op de Zwijndrechtse brug, waar Gerhard waarschijnlijk overstuur van thuis was gekomen. Er is eigenlijk niets of nauwelijks meer bekend over de Geuzenactiviteiten van Sjaak dan hetgeen hierboven is geschreven en dat is tamelijk weinig. Het feit dat hij tijdens de verhoren heeft volhard in stilzwijgen zal ook te maken hebben gehad dat zijn broer en vader mogelijk het risico liepen om te worden gearresteerd. De oude Boezeman heeft tot zijn dood in 1957 principieel geweigerd om voor Duitsers te werken, ook voor zijn machinefabriek heeft hij nooit Duitse orders aangenomen. Hij bleef buitengewoon rancuneus naar alles wat Duits was.

De brieven

Jaren later vond Sjaak’s oudste zus Leny brieven in de voering van Sjaak’s jas, welke na zijn dood bij de familie Boezeman was afgeleverd. Sjaak had tijdens zijn verblijf in het ‘Oranjehotel’ nog kans gezien om deze brieven aan zijn familie te schrijven en uit de gevangenis te smokkelen.

Hieronder volgt de tekst van  de brieven welke gedateerd zijn op 12 en 16 december 1940 en een korte notitie op een kaart van het Rode Kruis geschreven op 31 december 1940, negen dagen voordat hij werd vermoord door de SD.

Op 12 december 1940 schreef Sjaak:

Beste Allemaal,

Op 5 Dec. heb ik jullie een officieele brief geschreven, doch het duurt meestal een maand voordat zoo’n brief terecht komt. Sinds ik van jullie ben weggehaald tot op heden ben ik nog steeds niet verhoord. Ik ben in een cel gezet en verder niets. Alles is erg streng en strikt cellulair. Zelfs het dagelijks luchten geschiedt een voor een!

De dagen kruipen voorbij en je ziet niemand dan 3x per dag de bewaker. Het eten is om te doen. ‘s morgens en ‘s avonds droog tarwebrood ‘s middags kool met aardappelen door elkaar of soep. De eerste dagen vond ik het eten verschrikkelijk maar nu ben ik er heelemaal aan gewend. Vóórdat ik verhoord ben krijg ik toch geen bezoek van jullie en ook geen post. De bewakers hier worden streng gecontroleerd en op de gangen loopen steeds D. soldaten. Jullie moeten de bewakers dan ook nergens om vragen want deze kunnen en durven ook niets te doen. Fondant heb ik gekregen. Wanneer U iets sturen wilt stop het dan in ‘t koffertje tusschen m’n goed, doch niet te veel en niet te vaak. Zoodoende heb ik m’n pen toch ook gekregen, want je mag hier totaal niets hebben.

Ofschoon de dagen ontzettend lang duren komen ze toch om te meer daar ik er absoluut niet op reken spoedig vrij te zijn. Allereerst is het hier razend vol. Alle cellen zijn bezet, vele zelfs met 2 man. Goddank heb ik ook gezelschap, een oude heer van het dep. van buitenl. zaken. De cellen hiernaast zitten vol diplomaten en bekende persoonlijkheden, ook vele katholieken. Alles duurt lang. Een voorarrest van 8 tot 10 weken is normaal. M’n medebewoner is reeds 5 weken hier en zit vaak erg in de put. Hij huilt heel veel en ik probeer hem steeds te troosten, waar hij roerend dankbaar voor is.

Om mij behoeven jullie echt niet ongerust te zijn, want ik kom er wel door. Heel vaak ben ik vroolijk en opgeruimd en als ik in de put zit ben ik er heusch steeds weer gauw uit. Tine je moet niet ongerust over me zijn hoor! Alles komt best weer op z’n pootjes terecht. Je moet maar denken dat ik op zee ben en een reis van een paar maanden maak. Als je ‘t te kwaad krijg bedenk dan dat er heel veel menschen zijn die het nog veel moeilijker hebben dan wij. Jij kan toch afwisseling zoeken en thuis zullen ze je wel helpen. Voor dat je het weet ben je dan weer bij elkaar.

Ik hoop dat jullie m’n vorig briefje gekregen hebben, doch toen had ik haast want ik moest alles gelijk medegeven.

Ik begrijp niet waar ze me voor vasthouden en hoop maar dat ik spoedig verhoord word. Als de menschen nu maar geen kletspraatjes rondbazuinen en gaan fantaseeren anders wordt het noodeloos beroerder voor me. Als je toch niks gedaan heb, kan je toch ook geen straf krijgen. Maar daarom kan het voorarrest toch wel lang duren.

Morgen is het vrijdag en is het de dag voor schoon goed. Als jullie mochten komen, kan ik dit briefje misschien bij m’n goed frommelen.  Maar er wordt niets vuil hier, want je doet de hele dag niets. M’n overhemd is nog heelemaal schoon en zal ik dat ook niet mede geven.

Hoe is het thuis. Gaat het met Pa goed. Ik wilde dat ik maar wist hoe het met jullie en de fabriek was. Jacquie kan best het kasboek en het Giroboek bijhouden. Alles had ik juist bij dus zou het desnoods nog wel even kunnen wachten. Als Theo op een Zaterdag middag zou willen komen kan hij Jaquie wel een beetje helpen. Silica moest nog een credit – nota hebben van vracht aftrek en O.B. en dan die factuur weer terug zenden met die credit – nota, dat weet Jacquie wel.

Als jullie kunt schrijf dan terug en stop jullie briefje tusschen de rand van de binnenkant der koffer.  Zeg niets tegen de bewaker, want het mag niet. Mijn pen mag ik ook niet houden, doch dat weten ze niet. Als m’n pen leeg is kan ik niet meer schrijven. Officieel mag slechts één maal in de 4 weken geschreven worden. 2x per maand is er ‘s Woensdags bezoek. M’n collega z’n vrouw lukt het echter elke week. Ik weet niet wanneer jullie dit zult lezen, maar toch hoop ik dat het goed terecht komt.

Ik denk wel dat ik de eenigste ben, die zoo schrijven kan, want niemand heeft een pen. Alles is ons afgenomen. In het kistje scheergerei zat een pakje vloetjes voor sigaretten. Als er een beetje tabak en wat lucifers bij gezeten hadden had ik wat kunnen roken. Nu verlang ik niet zoo erg meer naar roken, maar soms wel voor afwisseling. Elke week wordt echter de controle strenger ofschoon ze tot op heden de koffers nog niet nakeken. Dat doen de bewakers als ze de koffer in je cel brengen en dan is er wel een goede kijk op dat je het mag houden.

De eerste dag werd ik op het Haagsche Veer geplant. Daar was alles veel en veel beter. Het eten, je vrijheid, vollop rooken en vollop praten met de anderen. Hier is het echter strenger dan het ooit in een gevangenis geweest is. Per week krijg je 2 leesboeken, maar meestal zijn die de eerste 2 dagen al uit. Je moet rekenen, dat je de heele lange lange dag niets totaal niets te doen heb. Soms wilde ik dat ik maar veroordeeld was, dan kreeg je tenminste werk, had je bezigheid.

Wat heb ik nu toch al ‘n gekke dingen beleefd in m’n leven. Maar nu behoef ik me toch nergens voor te schamen. Op Haagsche Veer werd je gewoon als ‘n soort held beschouwd. Daarom heeft Kabel het er ook zoo best, die heeft het echt goed. Hier duurt het bezoek eens per 2 weken zegge 7 minuten!

Ik hoop maar dat jullie deze blaadjes krijgen. Als ‘t lukt probeer me dan op deze manier terug te schrijven. Als ik niets hoor neem ik aan, dat dit briefje in verkeerde handen gevallen is. Maar ik wilde jullie kost wat kost iets laten hooren. Tine, houd je flink hoor, je moet je echt niet bezorgd om me maken. Zoodra m’n collega vrij is zal hij jullie wel komen bezoeken en een en ander van me vertellen. Maar misschien ben ik wel eerst vrij. Elke dag hoop ik verhoord te worden, doch steeds vergeefs. Op m’n vrijheid reken ik nog niet omdat alles zoo lang duurt. Dag allemaal, dag Tine, doet de groeten, aan jullie thuis op Noordvliet 17! ook aan Klorus!

Dag hoor !

Jacquie

(In de marge van de brief stond geschreven) Als jullie terugschrijven, niet schrijven dat je mijn briefje gekregen hebt hoor !!!

Een paar dagen later op 16 december 1940 schreef hij wederom naar huis:

Beste Allemaal,

Zoojuist is mijn mede lotgenoot weggeroepen voor verhoor en wellicht wordt hij vrijgesproken. Als dat zoo is, kan hij U misschien dit briefje doen toekomen. Reeds vorige week had ik een briefje klaar om bij m’n goed te doen, doch komt mijn goed zeker deze week pas.

Allereerst moet U weten dat ik tot op heden nog steeds niet verhoord ben. Dus vanaf mijn vertrek uit M. tot nu toe. Dit gebeurt wel meer en is het heel goed mogelijk dat een voorarrest 8 tot 10 weken duurt Jullie moeten zich dus niets bezorgd maken Trouwens als ik voor geweest ben zal ik gauw genoeg vrij zijn want ik heb niets gedaan immers.

Ofschoon de dagen ontzettend lang duren, kom ik er wel door heen en zullen we maar hopen dat alles spoedig voor elkaar zal zijn. Tine je moet flink blijven hoor en niet in de put zitten. Het lijkt me of ik al maanden en maanden weg ben en ’t is pas 14 dagen.

Als ik nu maar spoedig verhoord wordt. Mr. C. zal ongetwijfeld dit briefje wel door willen zenden of het aan U geven mits hij zelf vrijkomt, maar dat denk ik wel. Jullie moeten maar niks in het koffertje doen want alles word thans streng gecontroleerd. De vorige keer had het nog wel gekund. Wel kunnen jullie probeeren een klein briefje tusschen de binnenrand, waar de deksel op valt, te schuiven. Ik bedoel de houten omlijsting. Maar dan zou hetzelfde koffertje gebruikt moeten worden als de eerste keer. Tracht een potlood in mijn goed te naaien.

Op 5 Dec heb ik jullie al officieel officieel geschreven, maar die brief zal nog wel een tijd wegblijven. Schrijven jullie me allemaal gauw? Jullie moogt me best allemaal schrijven, doch het duurt wel 14 dagen voordat ik een brief krijgt. Tot dusver weet ik nog niets van jullie

Mijn pen is leeg. Ik kan nu verder niet meer schrijven. Stuur een potlood.

Dag, dag allemaal

Jacquie

Stuur me Thomas à Kempis toe

Denk er om dat al jullie brieven nagelezen worden !!!

dag allemaal.

Het laatste wat Sjaak hij schreef, was op de omslag van een voedselpakket:

Oud- en Nieuw

1940 – 1941

J.J.W. Boezeman

Gevangene Cel 333

Duitsche Cellenbarak

Bij de Bijzondere

Strafgevangenis

Te Scheveningen

Inhoud van het

Paket

1 cartonnen potje jam 450 gram

1 goudreinet

4 klontjes suiker

2 reepen chocolade

1 zakje speculaas

2 krentenbollen

Souvenir

Dit is een stukje van

De omslag van het paketje

En is het bovenstaande

door mij geschreven op

31 december 1940 in mijn

cel Heden ben ik reeds

4 weken hier. Hoe lang nog!

Nawoord

Misschien is het toch vermeldenswaardig dat de SD Polizisten Krämer en Makowski na de oorlog zijn gearresteerd door de geallieerden en zijn berecht door een Nederlandse rechtbank. Hans Erwin Krämer werd bestraft met anderhalf jaar celstraf en Ernst Makowski kreeg een celstraf van acht jaar. Anders liep het voor hun leidinggevende Untersturmführer en Kriminalinspektor Ernst Knorr welke nooit voor zijn misdaden heeft kunnen terechtstaan. Wel werd hij in 1945 gearresteerd en op zijn beurt in het Oranjehotel opgesloten. Daar stierf hij op 7 juli 1945 na een val van de bovenste cellengalerij. Het kan zelfmoord geweest zijn maar in die periode na de oorlog werd er ook regelmatig wraak genomen op oorlogsmisdadigers. Erich Zinkel was op 12 februari 1943 al doodgeschoten in Den Haag door de communistische verzetsstrijder Tjerk Kloostra.

Aan Jacobus Johannes Wilhelmus (Sjaak) Boezeman is postuum het verzetsherdenkingskruis toegekend.

 

Met dank aan:

  • Dhr. J.W.Th.M. Boezeman – Dordrecht
  • Dhr. P.F.M. Vrolijk – Delft

Literatuur:

  • De Geuzen – door Drs A.H. Paape (1965)
  • Gif laten wij niet voorbestaan – door Marnix Croes & Peter Tammes (2004)
  • Stichting voor wetenschappelijk onderzoek van nationaal-socialistische misdrijven – UvA
  • Vuile oorlog in Den Haag – door R. Harthoorn, Van Gruting (2011)

Gepubliceerd op:

donderdag 1 april 2010