Een klein stukje inleiding, Anthonie (Toon) Vink was één van de dertien jongemannen die gearresteerd zijn naar aanleiding van het fluitincident op 13 mei 1941. Hij woonde bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog aan de Piersonstraat 24 in Maassluis. Lees nu het interview:
“Toen de Duitsers ons land binnenvielen was Anthonie Vink (A.V.) op het eiland de Beer gelegerd als dienstplichtig militair. Hij was ingedeeld bij de kustartillerie en bediende de nieuwe indirecte batterijen. Door een ervaring daar met Duitsers begon bij hem het eerste gevoel van verzet tegen de vijand te groeien. Verschillende van zijn maats werden namelijk gedood en gewond toen zij op een Duits vliegtuig dat op het eiland neergekomen was, toeliepen. Omdat de Duitsers een witte vlag hadden getoond leek dit niet gevaarlijk, maar de vijand opende toch vuur op hen vanuit het transportvliegtuig.
Nederland werd uiteindelijk bezet. Voor de mobilisatie zag A.V. nog kans 4 of 5 revolvers en eenzelfde aantal karabijnen achterover te drukken. Hij verstopte de gedemonteerde wapens op het eiland de Beer, in het natuurgebied ‘de Vogelkooi’. Via ’s-Gravenzande en Den Haag belandde A.V. weer in Maassluis. Daar kwam hij voor het eerst in aanraking met ‘illegalen’.
In december 1940 zocht ene Boezelaar of Boezemans contact met A.V.en vroeg hem of hij tot een ondergrondse organisatie wilde toetreden. Echt lid is A.V. niet geworden, maar wel heeft hij Boezemans de pakketten met wapens gegeven, die hij stukje bij beetje van het eiland af smokkelde. Hij ging daarvoor naar Rozenburg en de veerpont naar de Beer. In een keer haalde hij de pakjes uit het, inmiddels tot sperrgebied verklaarde, natuurgebied. in zes of zeventochten bracht hij de wapens naar Maassluis.
In het voorjaar van 1941 is A.V. op de veerpont naar Maassluis door de Duitsers opgepakt. Dit was niet voor de wapensmokkel. In Maassluis had iemand uit de bevolking door te fluiten tijdens een Duitse ceremonie de vlag te vroeg laten strijken. Iets dergelijks werd herhaaldelijk tegen het Duitse gezag uitgehaald. Nu werden, als represaillemaatregel, ongeveer 18 jonge mannen, waaronder A.V. gearresteerd. Ook A.V. zijn broer Cor was daarbij. Cor is op 22-02-1943 overleden in Dachau.
A.V. heeft ongeveer 6 maanden in Rotterdam gevangen gezeten. Daarna is hij overgebracht naar concentratiekamp Sachsenhausen. Hij maakte daar een zeer zware tijd door en de ervaringen in Sachsenhausen en Rotterdam deden zijn standpunt t.o.v. bezetter steeds vastere vorm aannemen. Door toedoen van het Rode Kruis in Nederland werd A.V. in november 1943 vrijgelaten. A.V. denkt dat misschien ook de kerk met zijn invrijheidstelling te maken heeft gehad.
Bij aankomst in Maassluis bleek de groepering (Geuzen) waarvoor A.V. de wapens had gesmokkeld, helemaal door de Duitsers was opgerold. Dat was gebeurd m.b.v. gevonden lijsten met daarop de namen van medewerkers. Velen van hen waren in Scheveningen doodgemarteld (???) of naar Duitsland overgebracht. Doordat A.V.’s naam niet op die bewuste lijsten voorkwam werd hij niet als verzetsman bekend bij de bezetter. Het zou tot mei 1944 duren voor A.V. weer helemaal hersteld was van de ontberingen die hij in de kampen had opgelopen.
Snel daarna werd hij door iemand van Radio Holland benaderd met het verzoek om de Duitsers waar mogelijk afbreuk te doen. Ook zou hij spionage moeten verrichten. Hierin stemde hij onmiddellijk toe.
De periode waarin A.V. spionage zou plegen was aangebroken. Door middel van een gekregen bootje (ong. 80 ton) kon hij voedsel voor de ondergrondse vervoeren. De papieren die daarvoor nodig waren werden hem steeds door iemand anders verstrekt. Ze waren niet van echt te onderscheiden. A.V. heeft op dat punt dan ook nooit last met de Duitse controle ondervonden. Op zijn bootje was een bord gemonteerd waarop ‘Voedselvoorziening’ stond. Samen met de valse papieren vormde dit een prima dekmantel.
A.V.’s eerste opdracht was de gang van zaken bij de oliemaatschappij bij Pernis gade te slaan. Hij had de mogelijkheid daar twee tot zesmaal per week langs te varen. Na een poosje wist hij met welke routine men daar werkte en deze informatie gaf hij door aan een contactman. Later zou de tank waarin zich de benzine bevond gebombardeerd worden.
Onder de dekmantel van voedselvoorziening zou A.V. nog veel spionageopdrachten kunnen uitvoeren zoals het doorgeven van zoeklicht stellingen, luchtdoel geschut en scherp staande bruggen. De organisatie waarvoor A.V. werkte was groots van opzet. De kans op ontdekking werd zo klein mogelijk gehouden door te zorgen dat niemand van de medewerkers meer dan twee andere kende. A.V. kreeg steeds van een onbekende instructies. Als hij een opdracht had uitgevoerd en met zijn bootje ergens aanmeerde, werd hij door iemand opgehaald en verbleef dan plm 24 uur in zijn huis. Daarna werd hem verteld waar hij zijn bootje weer terug kon vinden. Dat lag dan op een heel andere plaats dan waar hij het had achtergelaten. Als hij lading (voedsel, kolen of wapens) aan boord had gehad, dan was die gelost. Hij had alleen zijn gastheer gezien, en vaak zag hij deze niet meer terug. Hij werd steeds met anderen in contact gebracht. Bij arrestatie zou hij dus nauwelijks iets kunnen verraden en niet kunnen zeggen waar de lading heen gebracht was. Om te weten of hij met de juiste personen in contact kwam was er met een herkenningsteken in de vorm van een vogeltje, hetzij getekend, hetzij geboetseerd etc.
Natuurlijk gebeurde alles in het donker. Ook diefstal van Duitse uniformen. A.V. ging daarvoor als volgt te werk: ’s avonds waren veel Duitse militairen in de cafés. Als de kroegen aan de haven lagen werden de soldaten naar buiten gelokt. A.V. stond aan de overkant van de haven. De Duitser liep nietsvermoedend in het donker op A.V. af en verdronk. A.V. hoefde de man alleen maar uit het water te halen en zijn uniform mee te nemen. Het lijk kon hij via de waterwegen laten verdwijnen zonder een spoor achter te laten.
A.V. was alleen in de regio Maassluis werkzaam wat betreft spionageopdrachten en wapenvervoer. Wat betreft voedsel- en kolenvervoer kon hij ook daarbuiten komen omdat hij dan gedekt was door zijn vrachtpapieren. Spioneren kon eenieder natuurlijk beter in het gebied doen waar hij het best bekend was.
Met andere regio heeft A.V. dus nagenoeg geen contact gehad. Dat elders ook activiteiten door de organisatie ontplooid werden is tamelijk zeker. Het was namelijk zo dat A.V. in 1944 in Leiden gedurende twee avonden les heeft gegeven in het hanteren van een stengun. Ook dit was een van zijn opdrachten.
De organisatie waarvoor A.V. werkte stond in contact met Engeland en had een zeer goed georganiseerde spionage- en sabotage dienst in Nederland.
A.V. zegt dat er wel samenwerking met Engeland moest zijn omdat bijvoorbeeld door hem verstrekte gegevens maakten dat er bombardementen vanuit Engeland precies die doelen uitkozen die belangrijk waren (bijvoorbeeld voornoemde benzinetank). Door de manier waarop gewerkt werd was de kans op ontdekking zo klein mogelijk gehouden, maar A.V. denkt ook dat de organisatie gedekt werd door het feit dat de bezetter haar aandacht veel meer richtte op illegale actie vanuit Engeland, waardoor groepen in Nederland min of meer over het hoofd werden gezien.
Zes à zeven dagen voor de bevrijding moest A.V. zijn boot verlaten en zich naar Maassluis begeven voor verdere opdrachten. A.V. werd ingedeeld bij een arrestatieploeg, waarbij gewelddadig verzet niet was uitgesloten.”
#WO2MS nawoord:
Zoals ik al schreef in het begin, het botst nog wel eens met de feiten. Maar het is smullen voor een ‘amateur’ historicus en geeft genoeg stof voor verder onderzoek.