“De oorlogsjaren zijn aan Maassluis niet zoo maar voorbijgegaan. Menigeen is gevallen als slachtoffer van de terreur des overweldigers. Velen, die ter zeevaart gingen, zijn om het leven gekomen in dienst onzer bondgenooten.
Scheepsrampen, deportaties, gevangennemingen waren dan ook aan de orde van den dag. Het eene wee volgde het andere op. Weinig plaatsen in ons vaderland zullen dan ook naar verhouding zooveel slachtoffers tellen als Maassluis.
Daarbij stond Maassluis bij den bezetter niet in goeden reuk. Men beschouwde het als een haard van verzet.
Aanstelling van een Regeeringscommissaris – een maatregel, die slechts in enkele andere steden werd toegepast – achtte men noodig om de bevolking tot rede te brengen en te temmen. Zoo stond Maassluis al spoedig bekend als het opstandige stadje aan de Maas.”
Het is vrijdag 10 mei 1940, als in de vroege morgen nazi-Duitsland Nederland binnenvalt. Onze regering was ervan overtuigd dat indien we ons neutraal op zouden stellen, Adolf Hitler en de zijne ons wel met rust zou laten. Maar niets was minder waar. Koningin Wilhelmina is op 13 mei 1940 vanuit Hoek van Holland gevlucht naar Londen, met de Britse torpedobootjager HMS Hereward. Het kabinet de Geer volgt haar dezelfde dag. Nadat ze eerst nog vergaderd hadden in het Fort aan den Hoek van Holland, vertrokken zij aan het einde van de middag, vanaf de Harwichkade met de Britse torpedobootjager HMS Windsor ook naar Londen.
Na het Duitse bombardement op Rotterdam, op dinsdag 14 mei, waarbij ruim 700 doden vielen en zo’n 80.000 Rotterdammers dakloos werden, capituleert generaal Winkelman. De volgende dag zal hij de capitulatie officieel ondertekenen in een schooltje in Rijsoort, nabij Ridderkerk. De Duitse bezetting was een feit, weg democratie, hallo nazi-juk. Merendeel van de Nederlandse bevolking schikt zich in hun lot, maar niet de Schiedamse onderwijzer Bernard IJzerdraat. Hij accepteert de Duitse bezetting niet en schrijft uit frustratie op maandag 15 mei 1940 zijn eerste Geuzen bericht.

De Geuzen in de Tachtigjarige Oorlog
De naam ‘Geuzen’ is trouwens niet bedacht tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar deze is al zo’n vier eeuwen oud want die komt voort uit de Tachtigjarige oorlog. De Nederlandse opstand tegen de Spaanse overheersing van 1568 tot 1648.
In de 16e eeuw stonden de Nederlanden onder Spaans gezag. Aanvankelijk onder Keizer Karel V, die opgroeide in de Nederlanden. In 1556 werd hij opgevolgd door zijn zoon Filips de tweede, een streng katholiek die vooral geïnteresseerd was in Spanje. De overwegend calvinistische (protestantse) Nederlanden kwamen hiertegen in opstand. In 1566 vond de Beeldenstorm plaats, waarbij heiligenbeelden in katholieke kerken werden vernield. Filips de tweede stuurde zijn zuster Margaretha van Parma naar de Nederlanden om orde op zaken te stellen. Zij trad hard op tegen opstandelingen die niet katholiek wilden worden. In april 1566 ging een delegatie van edelen met een verzoekschrift naar Margaretha in Brussel. Zij wilde hun echter niet te woord staan en stuurde een graaf om de petitie in ontvangst te nemen. De edelen voelden zich beledigd en er ontstond onrust. Dit kwam Margaretha ter ore en ze vroeg wat er aan de hand was. De graaf zou geantwoord hebben: ‘Ce ne sont que des gueux’, wat zoiets betekent ‘Het zijn maar bedelaars’. De leider van de edelen hoorde dit en gebruikte deze scheldnaam ‘gueux’ als erenaam: Leve de Geuzen! De bekendste Geuzen uit die Tachtigjarige oorlog waren waarschijnlijk wel de Watergeuzen, die op 1 april 1572 Den Briel veroverden. Hun leus kennen allemaal dankzij het Koningsdag liedje, ‘In naam van Oranje, doe open de poort’.
Terug naar de 20e eeuw, zoals eerder gezegd, viel op 10 mei 1940 Duitsland Nederland binnen en werd op 14 mei de binnenstad van Rotterdam gebombardeerd en gaf Nederland zich op 15 mei over en zo begon de Duitse bezetting. Maar de Nederlanders waren boos, heel boos. In de eerste plaats op nazi-Duitsland, want die hadden beloofd Nederland niet aan te vallen. Aan de andere kant op de Nederlandse regering, die zich in hun ogen te makkelijk en te snel had overgegeven. Er moest toch iets gedaan kunnen worden tegen die Duitsers, kom op zeg.

Bernard IJzerdraat
Dat dacht dus ook Bernard IJzerdraat, die tijdens de Duitse inval in Polen op 1 september 1939, nog in Dinxperlo woonde. Vlak bij de Duitse grens. Door de oorlogsdreiging wilde Bernard toch zover mogelijk van die Duitse grens weg en hij verhuisde met zijn gezin in december 1939 naar west-Nederland en kwam terecht in Schiedam. Waar hij als onderwijzer aan het werk ging. Een dag na de capitulatie schreef IJzerdraat zijn eerste Geuzen bericht. Links bovenaan het vel papier noteert hij ‘Geuzenactie’ en in het midden ‘Bericht no. 2’. Lange tijd zijn meerdere historici op zoek geweest naar het Geuzenbericht no. 1. Ik heb deze in al mijn speurtochten in archieven ook nog nooit gezien en tegenwoordig vermoedt men dan ook, dat er nooit een eerste bericht is geweest. Pure misleiding. Bernard schrijft namelijk ‘Ons eerste bericht heeft nu al Nijmegen bereikt’ en ‘Dit bericht is uitgezonden op 18 mei’. En dit is onjuist, want we weten dat het bericht op woensdag 15 mei 1940 door zijn jongste zoon Bernard jr bij de Vlaardinger Jan Kijne in de brievenbus is gedaan. En Bernard gaat verder met onjuistheden, zoals ‘Onze actie is ingezet op 15 mei te Amsterdam’ maar hij schreef dit bericht op 15 mei in Schiedam? Naar alle waarschijnlijk heeft Bernard, na de capitulatieverklaring van generaal Winkelman, er de smurf in gehad en de boel ‘een beetje’ uitvergroot. De Geuzenactie had tot doel om Nederland wakker te schudden en is gebaseerd op het principe van een ouderwetse kettingbrief en aan het einde van het bericht schreef hij dan ook:
“Schrijf elk bericht twee of meer keer volledig over met verdraaide hand. Doe ongemerkt elk papiertje (ook dit exemplaar) toekomen aan een betrouwbaar Nederlander, die weer hetzelfde doet als gij. Onderbreek deze actie nooit, ook al krijgt ge soms een bericht voor de tweede maal. Overal stellen we geheime agenten aan. Spoedig hoort ge meer. Laat ieder deze geuzenplicht doen!”
Overigens is het interessant om te zien dat hij niet afsluit met een Geuzenleus, zoals: ‘In naam van Oranje’, maar met een variatie op de leus van de drie musketiers (Eén voor allen, allen voor één), uit de pen van Franse romanschrijver Alexandre Dumas.

Flardinga
Eerdergenoemde Vlaardinger Jan Kijne kende Bernard al wat langer en was onder de indruk van het Geuzenbericht. Echter, Jan was van mening dat er meer tegen de Duitsers gedaan moest worden, zoals sabotage en spionage. Deze gedachte besprak Jan met Bernard en ze besloten om samen te gaan werken. Bernard zou de pamfletten schrijven, en zo Nederland rijp maken voor verzet en Jan zou zorgdragen voor het zoeken naar mensen die hetzelfde dachten en met hen mee wilden doen. Jan liep regelmatig mee met de Wandelvereniging Flardinga en was ervan overtuigd dat deze club de ideale dekmantel zou zijn voor hun activiteiten. Flardinga was een kleine maar hechte vereniging met zo’n twintig leden, die bijna iedere zaterdag wel ergens gingen wandelen. Het waren echte langeafstandslopers en ze liepen gemakkelijk tochten van zo’n 60 kilometer. Na het bombardement op Rotterdam waren ze de schade in de stad gaan bekijken en waren geschokt van hetgeen ze zagen. Boos als dat ze waren, wisten ze dat er iets tegen die Duitsers ondernomen moest worden. Maar wat?
Jan Kijne ging op bezoek bij Arij Kop in de Vlaardingse 2e Maasboschstraat, hier vergaderde het verenigingsbestuur. Het bestuur bestond naast secretaris Arij Kop, uit voorzitter Ies Korpershoek en penningmeester Sjaak van der Ende. Hij deelde zijn idee met het bestuur en stelde voor dat de wandelaars gebruik maken van het feit dat zij onopvallend in groepjes konden rondwandelen en op deze wijze alle gelegenheid kregen om strategische zaken als telefoonleidingen en opslagplaatsen te observeren. Dit was het initiatief waarop het bestuur had gewacht en ze besluiten om mee te doen. Het Geuzenverzet was geboren.
De organisatie wordt – in hun ogen – als een echt leger opgebouwd, met een reglement, rangen, legitimatiebewijzen en ook een Geuzeneed:
“Ik beloof in deze ernstige tijden een goed Nederlands Geus te zullen zijn en mij geheel en onvoorwaardelijk te zullen houden aan de Geuzenwet en de commandantsvoorschriften. Ik verklaar goed te vinden dat, zodra ik mijn belofte op enigerlei wijze schend, al mijn rechten en bezittingen overgaan op en ten bate van het Geuzenleger, of indien dit niet wordt opgeheven, op en ten bate van het Nederlandse staatsbestel”
Voortaan wordt iedereen de eed afgenomen. Nieuwe leden zullen na het opzeggen van de Geuzeneed door Korpershoek worden beëdigd. Arij Kop wordt leider van het Vlaardingse Geuzenleger en zijn huis zal vanaf nu ook dienen als de locatie waar de Vlaardingse Geuzen bijeenkomen.
Begin augustus verschijnt het eerste gestencilde illegale pamflet ‘De Geus van 1940’ en honderden exemplaren hiervan werden verspreid in alle plaatsen waar de Geuzen zich bevinden. Wel zijn er twijfels of Bernard nog steeds de teksten schrijft? Men krijgt het vermoeden dat Jan Kijne hier aan het woord is, want de teksten zijn anders van toon geworden. Overschrijven is niet meer nodig, ze worden verspreid met het verzoek om, als men het pamflet uit heeft, deze te verbranden. Dus niet meer doorgeven!
In de zomer van 1940 vinden Kijne en Kop dat het Geuzenleger uitgebreid moet worden. Onder het mom dat ‘iedere goede Nederlander een Geus moet zijn’, worden velen via vrienden en bekenden benaderd. Niet alleen in Vlaardingen, maar langs de hele rivier.

Sjaak Boezeman
Zo kwamen ze ook naar Maassluis en werd aan het einde van de zomer van 1940 Sjaak Boezeman betrokken bij de activiteiten van het Geuzenverzet. Sjaak was als Maassluizer, lid van de wandelclub Flardinga en was dus een wandelmaatje van Arij Kop. Hij kreeg de leiding over het Maassluise Geuzenvendel. Sjaak nam zijn taak serieus en ging in Maassluis Geuzen werven onder zijn vrienden en bekenden en zo had hij al snel een groep van zo’n 30 lokale Geuzen gerekruteerd. Er werden wapens verzameld, die in de fabriek ‘Van Raalt Machinefabriek en Constructiewerkplaatsen’ van zijn vader aan het Kerkplein langs de Geerkade werden verborgen. Deze wapens werden voor een deel als ‘machineonderdelen’ via Van Gend & Loos bezorgd. Sjaak’s broer Gerhard, kon vanwege zijn werk bij Rijkswaterstaat redelijk makkelijk en zonder problemen op zijn motor door Nederland reizen en leverde bij de fabriek de wapens af. Wapens die bijvoorbeeld tijdens de demobilisatie van het Nederlands leger op het terrein van Scheepswerf De Schelde in Vlissingen verborgen waren.
De ontdekking en de eerste arrestaties
Zo gaan ze in herfst van 1940 rustig verder met de uitbreiding van het aantal Geuzen en de voorbereidingen op hun taken in de toekomst. Helaas komen de Duitsers, veroorzaakt door stoerpraterij van de jonge Geus ‘Daan van Striep’ achter het bestaan van de verzetsgroep. Daan werkte als bankwerker op de werf van Wilton-Feijenoord en woonde op kamers in Schiedam. Ieder weekend reisde hij naar zijn familie in Arnhem. Hij was, begin november 1940, een weekend bij zijn broer in Arnhem en vertelde deze trots wat er allemaal gebeurde in onze regio. Zijn broer vond het wel spannend wat zijn kleine broertje allemaal deed in Schiedam en sprak op zijn beurt weer met een vriend, en die vriend sprak weer met een vriend, enzovoort, enzovoort. Totdat een van de vrienden een Kameraad, oftewel een NSB’er bleek te zijn. Deze NSB’er wilde natuurlijk heel graag een punten scoren binnen de partij afdeling en vertelt het verhaal tegen een hoge NSB-functionaris Mr. Wilhelmus de Rijke. Een fanatieke NSB’er, die kort daarvoor door Reichskommissar Dr. Anton Seyss-Inquart persoonlijk benoemd was tot procureur-generaal in Arnhem. Hij stuurde een berichtje naar de commissaris van politie in Arnhem, die tevens NSB’er was. Deze gaf opdracht aan een politierechercheur om het uit te zoeken en die pakt de vriend van de vriend op en toen ging het snel.
Op dinsdag 19 november 1940 zit de Arnhems politierechercheur samen met een Kriminalassistent van de Arnhemse Sicherheitsdienst (SD) in de trein naar Schiedam om samen met de Schiedamse politie de jonge Geus Daan op te pakken. Daarna volgt de Vlaardinger Jan Smit, die ook bij Wilton werkte, en bij hem thuis worden illegale foto’s van leden van de koninklijke familie gevonden en een exemplaar van het pamflet ‘De Geus van 1940’. Smit wordt door de SD op een gewelddadige manier verhoord en slaat door en noemt de naam van Arij Kop. Het wonderlijke was wel dat niemand op de hoogte was van de arrestatie van Smit en dat dus ook niemand de andere Geuzen kon waarschuwen.
Op donderdag 21 november 1940 staat de SD voor de deur bij Arij Kop. Hij en zijn vrouw zijn er niet, alleen de kinderen zijn thuis. De Duitsers voerden een huiszoeking uit en vonden ook hier een exemplaar ‘De Geus van 1940’, explosieven en wapens. Op het moment dat Kop en zijn vrouw de straat in komen lopen werd hij wel gewaarschuwd dat de Duitsers bij hem binnen zaten, maar aangezien hij toch niet wist waar hij anders naartoe zou moeten, ging hij gewoon zijn huis binnen. Hij en zijn vrouw werden direct gearresteerd, maar omdat zijn vrouw 5 maanden zwanger was, werd zij later weer vrijgelaten. De arrestatie ging als een lopend vuurtje in ‘Vlaardingen’ rond. Belastend materiaal werd door andere Geuzen vernietigd en naaste bekenden werden gewaarschuwd, maar de verder weg wonende Geuzen werden ‘vergeten’. Bernard IJzerdraat was namelijk inmiddels naar Haarlem verhuisd en werd daar in de vroege morgen van maandag 25 november 1940 gearresteerd.
En zo kwam de Sicherheitspolizei (SiPo) ook naar Maassluis, en werd Sjaak Boezeman op maandagmorgen 2 december 1940 als eerste Maassluizer die verdacht werd van deelname aan de Geuzen door de SiPo gearresteerd. Ook werd de fabriek op het Schanseiland doorzocht naar wapens, maar ze konden niets vinden. Wat er met alle verzamelde wapens is gebeurd is tot op de dag van vandaag niet bekend, ze zijn in ieder geval nooit op de fabriek gevonden. Wel heeft Sjaak kennelijk nog kans gezien, om voor zijn arrestatie, een mitrailleur in een waterdichte kist in De Geer bij de Gele Brug of de Hellinggatbrug te gooien.

Oranjehotel
Na een nacht doorgebracht te hebben op het hoofdbureau van de Rotterdamse politie aan het Haagsche Veer werd hij de volgende dag overgebracht naar de ‘Polizei- und Untersuchungsgefängnis Scheveningen’, later beter bekend als het ‘Oranjehotel’. Want zodra bekend werd dat er in deze cellenbarakken bijna uitsluitend verzetsmensen werden opgesloten, kreeg het de naam Oranjehotel. Wie ooit de naam Oranjehotel voor het eerst heeft gebruikt om er de Scheveningse gevangenis mee aan te duiden is nooit achterhaald. Maar het was tegelijk een erenaam als een codenaam. De omstandigheden in het Oranjehotel waren ronduit slecht te noemen. De gevangenen leefden ongezond en waren hun leven niet zeker, ze waren overgeleverd aan de nukken van de Duitsers.In de winter van 1940-1941 ontdekte een van de bewakers dat er op de buitenpoort van de strafgevangenis met grote letters was gekalkt: ‘In deze bajes zit geen gajes, maar Hollands glorie potverdorie’. De gevangenisdirecteur was zo bijdehand om de poort schoon te laten maken door twee gevangen. Deze vertelden het versje door aan de andere gevangenen en binnen de kortste keren wist iedereen binnen en buiten het Oranjehotel ervan.
Sjaak Boezeman zat een maand vast in cel 333 zonder te weten hoe of wat er met hem zou gaan gebeuren. Op 19 december vierde hij zijn 26e verjaardag samen met zijn celgenoot Joost den Boon, een Geus uit Lekkerkerk. Maar op de late avond van woensdag 8 januari 1941 werd hij om 23.05 uur onverwacht uit zijn cel gehaald. Sjaak sliep al. Hij werd, samen met eerdergenoemde Jan Smit, door de SD voor verhoor meegenomen naar het Binnenhof nummer 7. Op het Binnenhof werd hij verhoord door SD-Polizisten Krämer, Makowski, Zinkel en waarschijnlijk ook SiPo Untersturmführer und Kriminalinspektor Ernst Knorr. Deze laatste zou de eigenlijke ondervraging van Boezeman hebben gedaan. Althans dit verklaarden Krämer en Makowski na de oorlog bij hun arrestatie tijdens verhoor. Om 03.15 uur werd Sjaak in bewusteloze staat door Makowski in Scheveningen teruggebracht en hij vertelde de Hollandse bewakers dat Boezeman zou hebben geprobeerd om zijn eigen polsen door te snijden en verbood hun om Boezeman te helpen. Om te voorkomen dat hij nog een zelfmoordpoging zou doen stopten zij hem tijdelijk in andere leegstaande cel, nummer 344.
Zodra Makowski weg was besloot Schaap om samen met zijn collega Groen toch bij Boezeman te gaan kijken. Bij het betreden van de cel was Boezeman even bij kennis en vertelde de bewakers hoe hij was geslagen en dat ze zijn polsen hadden doorgesneden. Schaap zag het met bloed doordrenkte verband om de polsen en zijn overhemd. Schaap heeft Boezeman toen uitgekleed en hem schoon ondergoed aangetrokken. Bij het uitkleden schrok hij van de vele wonden en bloeduitstortingen op zijn rug. Doordat ze ook zijn gezicht kapot hadden geslagen en het bloed hem uit de mond liep kon Sjaak niet meer fatsoenlijk praten. Die nacht zijn Schaap en Groen nog een paar keer bij hem gaan kijken en iedere keer wanneer hij bij kennis was gaven ze hem wat water. Helaas het mocht niet baten, op donderdag 9 januari 1941 om 10.00 uur in de ochtend, overleed Jacobus Johannes Wilhelmus Boezeman in cel 344 van het Oranjehotel te Scheveningen. De eerste Geus was gevallen door de martelingen van de Duitse bezetter omdat hij stug bleef zwijgen. (meer weten over Sjaak, klik dan op deze link?)
Met de dood van Sjaak was het nog niet afgelopen met het oppakken van de Geuzen, want in januari en februari 1941 werden er in Schiedam, Vlaardingen en Maassluis meer dan honderd mannen opgepakt, soms door de SiPo, maar meestal door de Nederlandse politie. Vaak gingen ze nog dezelfde dag door naar het Oranjehotel in Scheveningen.
In Maassluis werden van december 1940 tot en met februari 1941 in het totaal 47 Maassluizers opgepakt, op verdenking van deelname aan het Geuzenverzet. Sommige kwamen na een korte periode weer vrij maar 22 stadsgenoten bleven vastzitten in Scheveningen wachtende op hetgeen wat komen zou.
Op maandag 24 februari 1941 begon het zogenaamde Geuzenproces in Den Haag. Dit proces was echt één grote schijnvertoning van de Duitse bezetter. Met veel bombarie werden 43 Geuzen vanuit het Oranjehotel naar het gebouw van de Hoge Raad aan het Plein gebracht, waarvoor de hele route ernaartoe, door de Duitsers werd afgezet. Na vijf dagen ‘proces’ volgde op woensdag 5 maart 1941 een uitspraak. Achttien Geuzen kregen de doodstraf en negentien Geuzen kregen een tuchthuisstraf.
Op donderdag 13 maart 1941 werden de vijftien Geuzen (drie kregen gratie omdat ze minderjarig waren) en drie Februaristakers uit Amsterdam op de Waalsdorpervlakte door een Duits vuurpeloton geëxecuteerd. De 15 vermoorde Geuzen waren:
- Bernard IJzerdraat (49 jaar)
- Jan Kijne (46 jaar)
- Arij Kop (40 jaar)
- Jacob van der Ende (22 jaar)
- Leendert Keesmaat (29 jaar)
- Hendrik Wielenga (37 jaar)
- Johannes Smit (30 jaar)
- Frans Rietveld (36 jaar)
- Leendert Langstraat (31 jaar)
- Jan Wernard van den Bergh (47 jaar)
- Albertus Johannes de Haas (37 jaar)
- Reijer Bastiaan van der Borden (32 jaar)
- Nicolaas Arie van der Burg (36 jaar)
- George den Boon (21 jaar)
- Dirk Kouwenhoven (24 jaar)
De drie Februari-stakers waren: Hermanus Coenradi (31 jaar), Joseph Eijl (44 jaar) en Eduard Hellendoorn (28 jaar)
Over deze achttien mannen heeft Jan Campert in 1941 het gedicht ‘De achttien dooden’ geschreven, en deze werd twee jaar later illegaal uitgegeven. Ik plaats hieruit graag drie verzen:
Een cel is maar twee meter lang
en nauw twee meter breed,
wel kleiner nog is het stuk grond,
dat ik nu nog niet weet,
maar waar ik naamloos rusten zal,
mijn makkers bovendien,
wij waren achttien in getal,
geen zal den avond zien.De Rattenvanger van Berlijn
pijpt nu zijn melodie,
– zoo waar als ik straks dood zal zijn
de liefste niet meer zie
en niet meer breken zal het brood
en slapen mag met haar-
verwerp al wat hij biedt
of bood die sluwe vogelaar.Ik zie hoe’t eerste morgenlicht
door ’t hooge venster draalt.
Mijn God, maak mij het sterven licht
– en zoo ik heb gefaald
gelijk een elk wel falen kan,
schenk mij dan Uw gena,
opdat ik heenga als een man
als ‘k voor de loopen sta.Ter info: Jan Campert, was zelf ook verzetsstrijder en is in januari 1944 in concentratiekamp Neuengamme overleden.

Buchenwald
De overige 157 Geuzen werden op dinsdag 8 april 1941 uit hun cel gehaald en naar de binnenplaats van de gevangenis gebracht. Na meerdere malen tellen gingen ze in acht grote bussen, die onder zware bewaking van SS’ers, naar Haagse station Hollands Spoor reden. Vanaf hier zouden ze per trein naar het concentratiekamp Buchenwald in Duitsland vervoerd worden. Van deze 157 Geuzen kwamen er 22 uit Maassluis, dit waren:
- Johan Blonk
- Cor Booster
- Arie Bouman
- Aart Brouwer
- Willem Brouwer
- Jan van der Burg
- Jan van Dijk
- Hugo van der Hoest
- Johan van der Lee
- Piet de Pagter
- Jo Peterse
- Arie Pons
- Piet Pons
- Henk van Rijn
- Jo Slagboom
- Andre van der Slot
- Bas Strijbos
- Johannes Teunissen
- Arie Voogt
- Wim Weltevreden
- Niek van ‘t Wout
- Job van der Zee
Aangekomen op Hollands Spoor, moesten ze overstappen op een personentrein die klaar stond. Na een dag reizen, met veel oponthoud, kwamen ze aan in Weimar, waar ze moesten uitstappen. Op het perron werden ze wederom geteld en na vier keer tot het aantal van 157 te zijn gekomen, mochten ze 8 km de bossen in gaan marcheren. Onder bewaking van zo’n vijftig SS’ers passeerden ze in de loop van middag het grote hek met de tekst ‘JEDEM DAS SEINE’ en arriveerden op de Appellplatz van het Konzentrationslager Buchenwald. Het concentratiekamp Buchenwald was in opdracht van Reichsführer-SS Heinrich Himmler opgezet en lag in een bosrijke omgeving nabij de eerdergenoemde stad Weimar. Het was hierdoor bijna volledig van de buitenwereld afgesloten. Het kamp is in 1937 aangelegd door SS’ers en gevangenen en was door de nazi’s in gebruik tot aan de bevrijding door Amerikaanse troepen in ‘45. In totaal zaten er in die acht jaar 240.000 gevangenen in KZ Buchenwald. Daarvan kwamen er 56.545 om het leven, waaronder zo’n 11.000 Joden. Bij aankomst in het KZ Buchenwald ondergingen de Geuzen eerst de vernederende behandeling van uitkleden, kaalscheren en desinfecteren in een bad met Lysol. Hierna kregen ze hun ‘kamp-uniform’, een blauw-wit gestreepte jas, broek en klompschoenen. Op het jasje moesten de Maassluizers zelf nog een rode driehoek naaien, dit gaf aan dat hij een politieke gevangene was en ook moesten ze hun Häftlingenummers (gevangenenummers) aanbrengen. Vanaf dit moment werden ze niet meer bij hun naam geroepen, maar bij deze nummers. Na vier dagen quarantaine kwamen de meeste Geuzen terecht in barak 14 of Block 14, wat dan ook al snel de bijnaam het ‘Holländer Block’ kreeg.
Brieven schrijven naar huis behoorde tot het zondagse werk. Iedere veertien dagen mochten ze schrijven, de ene keer een brief, de andere keer een briefkaart. Bovenaan de brief was in het rood voorgedrukt wat men wel of niet mocht schrijven en dit was ondertekend door ‘Der Lagerkommandant’. Men was verplicht om duidelijk en in het Duits te schrijven, dit in verband met de censuur.
Het was vooral de extreem zware dwangarbeid waaraan veel gevangenen bezweken. In drie ploegendiensten werkten de gevangenen dag en nacht onder toezicht van SS’ers en KaPo’s. Dagelijks stonden de gevangenen op appel voordat ze in blokken van vijf bij vijf onder bewaking van SS’ers het kamp uit marcheerden naar beneden. De gevangenen moesten verplicht in een rij arm in arm lopen om te voorkomen dat iemand zou vluchtte. Wanneer een van hen een vluchtpoging deed, werd het hele rijtje doodgeschoten.
Deze bizar zware omstandigheden hebben 8 Maassluise Geuzen de das om gedaan.

In het totaal zijn er 8 Geuzen overleden in de diverse kampen:
- Cor Booster | † 26 juli 1941 | Buchenwald (D)
- Arie Bouman | † 6 december 1941 | Buchenwald (D)
- Jan van der Burg | † 12 februari 1945 | Mauthausen-Melk (O)
- Piet de Pagter | † 10 april 1945 | Mauthausen-Melk (O)
- Johan Peterse | † 24 augustus 1944 | Buchenwald (D)
- Wim Weltevreden | † 12 mei 1945 | Mauthausen-Melk (O)
- Niek van ‘t Wout | † 11 mei 1942 | Buchenwald (D)
- Job van der Zee | † 11 april 1944 | Ravensbrück (D)
Eindelijk vrij
En hoe ging het met de andere 14 Maassluise Geuzen? Zij hebben de verschrikkingen van de kampen wel overleefd en werden in april en mei bevrijd en kwamen druppelsgewijs terug naar Maassluis.

Woensdag 11 april 1945 is KZ Buchenwald bevrijd door Amerikaanse troepen en hierbij kwamen de volgende Geuzen na vier jaar Buchenwald vrij: Johan Blonk, Aart Brouwer, Jan van Dijk, Johan van der Lee, Arie Pons, Piet Pons, Jo Slagboom en Bas Strijbos.
Arie Pons schreef over zijn tijd in het Oranjehotel en vier jaar KZ Buchenwald een boekje met de titel ‘Nooit Vergeten !!!’ dat zeker aan te bevelen is om een keer te lezen. Het geeft een duidelijk beeld van zijn periode in dit kamp. Zeker de wijze waarop ze zijn teruggekomen, is indrukwekkend. Want een aantal weken na de bevrijding van Buchenwald zijn ze het wachten beu en stelen hij en zijn broer Piet, samen met 5 Vlaardingse Geuzen in Weimar 3 autobussen. Hiermee zijn ze twee keer op en neer naar Nederland gereden om alle Nederlandse Buchenwalders thuis te brengen.
Op zondag 29 april 1945 is KZ Dachau bevrijd door de Amerikanen, waar de volgende Geuzen zaten: Willem Brouwer (die 6 kampen meemaakte), Arie Voogt (zat in 3 kampen) en Johannes Teunissen. Die laatste, onderwijzer Johannes Teunissen, heeft ook over zijn tijd in drie verschillende kampen een indrukwekkend boekje geschreven, dat heet ‘Mijn belevenissen in de Duitse concentratiekampen’. Aan het einde van het boekje lezen we ook dat ze er ruim een maand over hebben gedaan om thuis te komen. Op maandag 4 juni 1945 kwamen zij eindelijk terug in Maassluis.
Op zaterdag 5 mei 1945 is Kamp Melk door de Amerikanen bevrijd, het Kamp van Piet de Pagter, hij zat hier met Henk van Rijn. Henk had samen met Piet in 5 verschillende kampen gezeten. Jeanne de Pagter, dus zus van Piet heeft tijdens de Tweede Wereldoorlog diverse notities gemaakt en een dagboekje bijgehouden. Een klein stukje hieruit, over de thuiskomst van Henk, wil ik graag vermelden. Jeanne schrijft:
“Dan horen wij dat Henk van Rijn is thuisgekomen. Moeder snapt er niets van want Henk van Rijn en Piet waren zoals wij hoorden altijd samen. En resoluut als zij is gaat zij naar de familie van Rijn aan de Prinsekade om te horen wat er van waar is. En in spanning wachten wij op haar terugkomst, en zij is heel vlug weer terug. Maar haar gezicht is vertrokken als in pijn, haar ogen zijn betraand en met bevende lippen zegt ze toonloos: ‘Piet komt niet meer terug, hij is dood!’ En meteen loopt ze naar de andere kamer en begint daar te huilen. Nee dit hadden wij niet verwacht. En zachtjes beginnen ook wij te huilen. Pa loopt naar moeder, maar gaat wat later toch naar boven de vlag neer te halen. Nee wij hoeven niet meer te vlaggen voor ons is het geen feest meer.”
Nog geen maand had Piet het dus nog moeten volhouden. Helaas het mocht niet zo zijn!
Maandag 7 mei 1945 is het Nederlandse Kamp Amersfoort door de Canadezen bevrijd. Zodoende kwam Andre van der Slot na vier jaar gevangenschap in drie kampen vrij en mocht terug naar Maassluis.
Op dinsdag 8 mei 1945 is het Tsjechische Aussenlager Rabstein bevrijd waar Hugo van der Hoest zat. Hugo had na het Oranjehotel vijf verschillende kampen overleefd en werd op dinsdag 19 juni 1945 onverwacht ’s nachts door de Binnenlandse Strijdkrachten bij zijn familie thuisgebracht.
Na de oorlog
Voor hun inzet tijdens de Tweede Wereldoorlog kreeg veel Geuzen uit de regio ‘Het Verzetsherdenkingskruis’. Op maandag 14 december 1981 ontvingen zij deze uit handen van Prins Bernhard in de kerkzaal van de oude Koningshof. In het totaal werden er in Maassluis 127 verzetsherdenkingskruizen uitgereikt, waarvan 59 postuum.

Na de oorlog richtten overgebleven leden van de Geuzenverzetsgroep de stichting Expoge (ex politieke gevangenen) op. Ter nagedachtenis aan de eerste grote verzetsgroep in Nederland werd in 1981 een comité gevormd dat als doel had geld te verzamelen voor de oprichting van een heus Geuzenmonument.
Vlaardingen werd als locatie gekozen, omdat veel Geuzen uit deze gemeente afkomstig waren. De Vlaardingse kunstenaar Leen Droppert werd gevraagd om het monument te ontwerpen. Het nationale Geuzenmonument werd op zaterdag 12 maart 1983 door Koningin Beatrix onthuld. Na de onthulling van het Geuzenmonument werd ‘Stichting Geuzenverzet 1940-1945’ opgericht om de idealen van en de nagedachtenis aan de verzetsgroep de ‘Geuzen’ levend te houden. Ook de Geuzenpenning die jaarlijks uitgereikt wordt op 13 maart, is een initiatief van de ‘Stichting Geuzenverzet 1940-1945’.

Op woensdag 2 december 2020 is in het Maassluise Vrijheidspark een monument onthuld ter nagedachtenis aan de Maassluise Geuzen. Het is ontworpen door de Maassluise kunstenaar Dick Tulp. De onthulling viel op de datum dat het precies 80 jaar geleden was dat Sjaak Boezeman door de SD werd gearresteerd. De negen namen van de omgekomen Maassluise Geuzen leven voort in de straatnamen rond het Vrijheidspark. Het Maassluise Geuzenmonument geeft deze mannen nu ook een gezicht.
Zij waren de eersten
De verzetsdaden en acties van de Geuzen waren misschien niet spectaculair te noemen, en was hun organisatie wat primitief, maar het waren wel de Geuzen die met hun dood anderen hebben wakker geschud en het verzet tegen de bezetter hebben doen groeien. Ook in Maassluis bleef gedurende de oorlog actief verzet, zoals het maken van verzetskrantjes, hulp aan onderduikers, tot aan een gewapende overval op het distributiekantoor. Zij hadden geleerd van hetgeen mis was gegaan bij de Geuzen.
De Geuzen, zij waren de eersten…