In het begin deed de NSB sterk denken aan het Italiaanse fascisme van Mussolini: nationalistisch, fel anti-democratisch en fel tegen het communisme. Openlijk racisme en antisemitisme bleven aanvankelijk relatief op de achtergrond. Maar het fundament was al giftig: de partij richtte al snel een eigen knokploeg op, de WA (Weerbaarheidsafdeling), die in zwarte uniformen door de straten marcheerde en de toon zette met intimidatie en geweld.
De NSB trok vooral aanhangers aan onder mensen die zich achtergesteld of vergeten voelden: ambtenaren, oud-militairen, kleine ondernemers en streng-protestantse Nederlanders die snakten naar gezag en orde. In een tijd van wereldwijde crisis en groeiende werkloosheid leek het alternatief van een ‘sterk Nederland’ voor sommigen aantrekkelijk.
Hitler aan de macht – en de NSB in de lift
Toen Hitler in 1933 aan de macht kwam in Duitsland, kreeg de NSB in Nederland een impuls. Duitsland leek economisch te herstellen: de werkloosheid daalde, er heerste weer ‘orde’. De NSB liftte mee op dat beeld en profileerde zich als nationale redder. In 1935 haalde de partij haar electorale hoogtepunt met bijna 8% van de stemmen bij de Provinciale Staten verkiezingen en één zetel in de Eerste Kamer. De beweging groeide snel, kreeg een eigen krant (Volk en Vaderland), organiseerde massabijeenkomsten en sprak met steeds meer zelfvertrouwen.

In het hele land organiseerde de NSB openbare bijeenkomsten. Volk en Vaderland kondigde aan waar en wanneer deze plaatsvonden. In Maassluis werden zulke avonden regelmatig gehouden in het Groepshuis of het Luxor Theater aan de Van der Horststraat 29. Zo is er op 17 maart 1939 een presentatie van Van Geelkerken en in 1941 een preekbeurt door A. Jordaans, Provinciaal Leider van het Nederlands Arbeidsfront (NAF), dat onder leiding stond van NSB’er Hendrik Jan Woudenberg.
De NSB komt naar Maassluis
In de zomer van 1934 kreeg Maassluis een eigen NSB-afdeling, met als groepsleider Dirk Dobbelstein en een heus NSB-groepshuis aan de Burgemeester de Jonghkade 18. Ook Maasland viel onder deze groep, samen vormden zij NSB-groep T binnen District 12 Rotterdam. Na een reorganisatie in 1942 werden ze ondergebracht bij Kring 57 (Nieuwe Waterweg), samen met afdelingen uit Hoek van Holland en Maassluis, als onderdeel van groep 49.
De politieke aanwezigheid werd hierdoor zichtbaarder: leden hoefden niet meer naar Rotterdam voor instructies, de beweging zat nu letterlijk om de hoek. Toch bleef het aantal aanhangers in Maassluis beperkt. Landelijk haalde de NSB 8% bij de Provinciale verkiezingen in 1935; in Maassluis slechts 2,63%. In 1939 daalde dat zelfs naar 1,33%. De Maassluizers lieten zich duidelijk niet meeslepen.
Jeugd en indoctrinatie: de Jeugdstorm
Net als de Hitlerjugend in Duitsland kende Nederland vanaf 1934 een eigen nationaalsocialistische jeugdbeweging. De Nationale Jeugdstorm (NJS), opgericht door Van Geelkerken. Jongeren tussen de 10 en 18 jaar werden via sport, marsen, zang en kamperen klaargestoomd voor een nationaalsocialistische toekomst. Joodse kinderen (hoe vreemd) waren uitgesloten.

In Maassluis was een actieve NJS-afdeling. De afdelingsleider Cornelis Zwartendijk woonde aan de Heldringstraat 23, waar ook groepsbijeenkomsten plaatsvonden – gewoon in zijn huiskamer. Wat begon als jeugdclub was in feite een ideologisch trainingskamp. De padvinderij werd verboden; de NJS moest dé norm worden.
Radicalisering en verval
Vanaf 1936 raakte de NSB verder geradicaliseerd, mede door de invloed van Meinoud Rost van Tonningen. Waar Mussert zich nog gematigd probeerde te profileren, bracht Rost openlijk antisemitisme en bewondering voor Hitler binnen. De partij raakte intern verscheurd. Leden met gematigde idealen haakten af. Bij de Tweede Kamer verkiezingen in 1937 zakte de NSB in Maassluis naar iets meer dan 1%. De Rooms-Katholieke Kerk verbood bovendien het lidmaatschap. De neergang was ingezet.
De bezetting – nieuwe kansen voor de NSB?
Toen op 10 mei 1940 de Duitse troepen Nederland binnenvielen, dacht Mussert dat zijn moment gekomen was. Maar Hitler liet hem koud vallen. Mussert werd slechts een symbolische leider. De echte macht lag bij Reichskommissar Arthur Seyss-Inquart.

Mussert bezocht Maassluis één keer, kort na het bombardement van 18 maart 1943, samen met Van Geelkerken. Hij wilde met eigen ogen zien wat de geallieerden hadden aangericht.

Ondanks zijn beperkte macht kreeg de NSB wel ruimte: vanaf 1941 was het de enige toegestane partij. NSB’ers werden benoemd als burgemeester, politiechef of ambtenaar. Ze hielpen actief mee aan het uitsluiten van Joden en het onderdrukken van verzet.
Maassluis onder NSB-bestuur
Op 21 mei 1941 werd NSB’er George M.C. Ort benoemd tot burgemeester van Maassluis, na het ontslag van burgemeester Schwartz wegens het ‘fluitincident’ van 13 mei. Ort werd later gedood: op 26 mei 1943 liep een ruzie met zijn echtgenote na een feestje bij Duitse officieren uit de hand. De woordenwisseling ontaardde in het trekken van een vuurwapen door George. Een ingekwartierde Oberarbeitsführer probeerde de situatie samen met een Duitse soldaat te sussen. Maar dat mocht niet lukken en de soldaat heeft toen gericht op George geschoten, die daardoor dodelijk getroffen werd.
Het politiekorps werd eveneens overgenomen. Na het vertrek van commissaris H.W. Alberti verving wethouder C. van Maris hem tijdelijk, maar na het fluitincident greep Hanns Albin Rauter (in Nederland de hoogste vertegenwoordiger van de SS) in. Hij benoemde NSB’er en SS’er Jacobus F. de Buck als commissaris. Na hem volgde Steefijnes J. Schadee, ook NSB’er en SS’er. Pas met Eite Slootheer keerde een vaderlandslievende figuur terug. Maar zijn weigering om portretten van Hitler en Mussert in het politiebureau op te hangen leidde tot zijn arrestatie. Hij werd opgesloten in kamp Erica bij Ommen.
Filip Caspers volgde hem op. Een overtuigd NSB’er én Germaansche SS’er. Fanatiek, niet zomaar een meeloper. Hij werd na de bevrijding direct gearresteerd.
Op 1 juli 1943 werd Barend J.H. ten Dam de nieuwe burgemeester. Zijn installatie als 15e burgemeester van Maassluis was groots, met vlaggen en Duitse hoogwaardigheidsbekleders, maar de Maassluizers bleven massaal weg. Ten Dam werd na de bevrijding opgepakt en stierf op 4 mei 1946 in kamp ‘De Vergulde Hand’ in Vlaardingen.
Winterhulp
De Stichting Winterhulp Nederland werd op 22 oktober 1940 opgericht door Rijkscommissaris Seyss-Inquart, naar het voorbeeld van de Duitse Winterhilfswerk. Het doel was ‘behoeftige Nederlandse staatsburgers zonder aanzien des persoons hulp en ondersteuning te geven’. In de praktijk betekende dit voedsel en kleding uitdelen, mits je geen Jood was, geen openlijk tegenstander van de Nieuwe Orde, en liefst enigszins nationaalsocialistisch gezind.
Ook in Maassluis was Winterhulp actief. De lokale organisatie werd gecoördineerd vanuit het groepshuis, de uitvalsbasis van de NSB in de stad. Collectanten stonden geregeld op de Maassluise Markt en waren herkenbaar aan hun rood-wit-blauwe armbanden. Hoewel NSB-insignes officieel niet toegestaan waren, wist iedereen dat de connectie er was.
Donateurs kregen een thema-speldje met nationalistische symboliek. Toch zagen veel Maassluizers Winterhulp vooral als een propagandamiddel van de bezetter. De slogan “Geen knoop van mijn gulp voor de Winterhulp” circuleerde ook in Maassluis en steeds meer mensen liepen de collectanten met een grote boog voorbij. De combinatie van verplichte bijdragen en de uitgesproken politieke lading maakte Winterhulp in de stad verdacht en onbemind.
De Landwacht
De Nederlandsche Landwacht werd op 12 november 1943 opgericht als een gewapende hulppolitie, bestaande uit NSB’ers met jachtgeweren, vandaar de bijnaam ‘Jan Hagel’. Officieel was hun taak om partijleden te beschermen, maar in de praktijk werden ze vooral ingezet voor het opsporen van onderduikers, verzetsmensen en illegale drukwerken. Hun optreden ging regelmatig gepaard met intimidatie, mishandeling en afpersing, waardoor ze bijzonder gehaat waren.
In Maassluis bestond de Landwacht uit ongeveer tien man onder leiding van Carel Nulle, de directeur van het Gemeentelijk Licht- en Waterbedrijf. Hij leidde de groep vanuit het groepshuis. De Maassluise landwachters controleerden persoonsbewijzen, bewaakten belangrijke plekken zoals het station en de in- en uitgangen van de stad, en surveilleerden op zoek naar verboden activiteiten.
De meeste landwachters waren ‘hulpdienders’ die zich dagelijks enkele uren beschikbaar moesten stellen. Officieel mochten ze geen huiszoekingen doen of voedsel in beslag nemen, maar in de praktijk werd die grens vaak overschreden. De Landwacht stond onder direct bevel van Rauter en opereerde los van politie of NSB. In Maassluis werden ze gezien als het verlengstuk van de bezetter en met grote achterdocht en afkeer bejegend.
Dolle Dinsdag
Op 5 september 1944, Dolle Dinsdag, sloeg ook in Maassluis de bevrijdingskoorts toe. Na de bevrijding van Antwerpen deden geruchten de ronde dat de geallieerden onderweg waren naar Nederland. In de dagen ervoor reden gecamoufleerde Duitse voertuigen en treinen richting Rotterdam en langs de wegen lagen hier en daar Duitse soldaten kort uit te rusten tijdens hun verplaatsing.
De spanning liep snel op: scholen sloten, inwoners moesten eerder binnen zijn en het gasverbruik werd strikt gereguleerd. De ochtend van 5 september was pijnlijk stil, ’s avonds klonken schoten in de verte, niemand wist wat er speelde. De Duitsers en NSB’ers vluchtten halsoverkop de stad uit, maar velen kwamen binnen een week alweer terug. De bevrijding bleek nog ver weg..
De zuivering in Maassluis: recht, wraak en vernedering
Het Militair Gezag vroeg de Binnenlandse Strijdkrachten (BS), die in september 1944 waren opgericht, om na de bevrijding de leiding van de Politieke Opsporingsdienst (POD) op zich te nemen in het district Vlaardingen/Westland. De POD moest ‘foute elementen’ in de samenleving opsporen: NSB’ers, leden van NSB-mantelorganisaties, Nederlandse SS’ers, vrijwilligers in Duitse dienst en verraders van ondergedoken Joden en verzetsstrijders.
Al in februari 1945 begon de POD met het aanleggen van lijsten van verdachten, maar de grootschalige arrestaties vonden pas na de bevrijding plaats.

Ook in Maassluis verliep de zuivering snel. Op 7 mei 1945 begonnen de POD en de BS met het arresteren van verdachte personen. Tot de eersten behoorden burgemeester Ten Dam en commissaris Caspers. Gearresteerden werden tijdelijk opgesloten in de Minister de Visserschool. Later die dag werden ook ‘moffenmeiden’ opgepakt. Zij werden op de eerste verdieping kaalgeschoren door twee Maassluise kappers, met hulp van Rode Kruis-verpleegsters, onder toeziend oog van BS’ers. ’s Middags werden de vrouwen publiekelijk door het centrum geleid. Een vernedering die generaties later nog als traumatisch wordt herinnerd.
In korte tijd werden in de regio enkele honderden mannen en vrouwen opgepakt, onder wie 79 uit Maassluis. Zij werden opgesloten in provisorische gevangenissen zoals kamp De Beer op Rozenburg, vrouwenkamp De Bataaf in Schiedam en kamp De Vergulde Hand in Vlaardingen.
In dat laatste kamp werden gevangenen zelfs met ijzeren scheepskettingen (afkomstig van de scheepswerf Figee) aan elkaar geklonken. Aan de kettingen zaten twee metalen enkelboeien van elk 2,3 kilo. Sommige gevangenen zaten wekenlang, dag en nacht, letterlijk aan elkaar vast. Verwondingen aan enkels en benen waren het gevolg.

De POD deed aanvankelijk een beroep op BS’ers als bewakers. Dat bleek onverstandig: veel bewakers gedroegen zich gewelddadig en waren in hun wreedheid nauwelijks te onderscheiden van de bezetter. Alle arrestanten waren door het verzet aangemerkt als collaborateurs, maar bewijs ontbrak vaak. Daardoor zaten in het begin ook onschuldigen vast.
Pas op 27 november 1945 werd op hoger bevel aan deze praktijk een einde gemaakt en werd de POD beter georganiseerd. Onterecht gearresteerden waren vrijgelaten, de lichtere gevallen kwamen later nog voor de rechter. De zwaarste collaborateurs zaten nog vast. Hun dossiers waren inmiddels goed gedocumenteerd en ook in de gevangenissen was de orde hersteld.
Na de Tweede Wereldoorlog werden ongeveer 425.000 personen onderzocht op samenwerking met de Duitse bezetter. Niet iedereen kwam voor een rechter, werd veroordeeld of werd terecht beschuldigd. In het momenteel zo actuele Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR) zitten de dossiers van de onderzochte personen.
Een bittere les
Op haar hoogtepunt had de NSB 100.000 leden. Na de oorlog werd er gezwegen, uit schaamte of uit angst. Maar het verhaal moet verteld blijven worden. De opkomst en ondergang van de NSB laat zien hoe snel een democratie afglijdt als angst, haat en simplisme het debat overnemen.
Een waarschuwing uit het verleden
De geschiedenis herhaalt zich niet letterlijk, maar ze rijmt wel. Vandaag klinken weer echo’s van verdeeldheid, van uitsluiting, van roep om de ‘sterke leider’. Niet elke politieke kritiek is verdacht — debat is de kern van democratie. Maar als fundamenten worden ondergraven, moeten we alert zijn.
Daarom moeten we het blijven vertellen, ook in Maassluis.